In deze uitgebreide Blog beschrijven wij de voorstellen van het kabinet die de komende periode in het parlement worden behandeld. De voorgestelde maatregelen treden per 1 januari 2023 in werking, tenzij anders is vermeld. We maken hier nog wel de opmerking bij dat de daadwerkelijke invoering nog kan afwijken naar aanleiding van de genoemde parlementaire behandeling.

We hebben e.e.a. opgedeeld in de volgende onderwerpen:

  1. De Tarieven
  2. Werkgever
  3. Vervoer
  4. Verduurzaming
  5. Woningmarkt
  6. Ondernemingen
  7. Vermogen
  8. Overige aangekondigde en te verwachten voorstellen. 

Onderstaand is de integrale nieuwsbrief opgenomen, hier kun je doorheen scrollen. Door op de bovenstaande onderwerpen te klikken kun je direct naar het betreffende onderwerp. Heb je vragen neem dan contact met ons op. 


Disclaimer

Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.


1       De Tarieven

Hier volgen de gewijzigde tarieven uit het Belastingplan 2023.

1.1      Tarieven box 1 – Inkomen uit werk en woning

Het tarief in de 1e schijf wordt iets verlaagd: van 37,07% (2022) naar 36,93% (2023). Ook wordt de eerste tariefschijf verlengd naar € 73.031 (€ 69.398 in 2022).

Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2023 

  

Belastbaar inkomen meer dan (€) 

maar niet meer dan (€) 

Tarief 2023 (%) 

1e schijf 

73.031

36,93

2e schijf 

73.031

 

49,5


1.1.1  Overzicht gewijzigde heffingskortingen

Iedereen heeft recht op de algemene heffingskorting: een korting op de inkomstenbelasting. Deze korting is inkomensafhankelijk: hoe lager het inkomen, hoe hoger de korting. In 2023 wordt de algemene heffingskorting iets verhoogd. De afbouw van de algemene heffingskorting wordt afhankelijk van het verzamelinkomen. Dit betekent dat naast het inkomen in box 1 (huidige situatie), ook het inkomen in box 2 en box 3 gaat meetellen.

Ook de arbeidskorting gaat per 1 januari 2023 omhoog in het kader van koopkrachtverbetering.

Heffingskortingen

2022 (€)

2023 (€)

Algemene heffingskorting maximaal
(< AOW-leeftijd)

2.888

3.070

Arbeidskorting (maximaal)

4.260

5.052

Jonggehandicapten korting

771

820

Maximum inkomensafhankelijke combinatie korting

2.534

2.694

Ouderenkorting (maximaal)

 1.726

1.835

Alleenstaandeouderenkorting

 449

478

Afbouwpercentage van de arbeidskorting

5,86%

6,51%


1.1.2  Afschaffen inkomensafhankelijke combinatiekorting per 2025

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting die wordt toegekend aan alleenstaande ouders of de minstverdienende partner die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineert. Per 1 januari 2025 wordt deze heffingskorting afgeschaft, behalve voor ouders met (één of meer) kinderen die voor 1 januari 2025 zijn geboren.

Het vervallen van de IACK wordt gecompenseerd via de herziening van de kinderopvangtoeslag.

1.1.3  Snellere verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst, mits ze 1.225 uur hebben gewerkt als ondernemer. Met de zelfstandigenaftrek verlaagt u het bedrag waarover u inkomstenbelasting bent verschuldigd. De zelfstandigenaftrek wordt opnieuw verder en sneller afgebouwd. Met de afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt beoogd het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen.

De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt in 2023 € 5.030 (€ 6.310 in 2022). Voor 2024, 2025 en 2026 wordt de zelfstandigenaftrek respectievelijk € 3.750, € 2.470 en € 1.200. In 2027 zal de zelfstandigenaftrek uiteindelijk € 900 bedragen.

1.1.4  Afschaffen middelingsregeling

In het kader van vereenvoudiging en hervorming van het belastingstelsel wordt per 1 januari 2023 de middelingsregeling afgeschaft. De middelingsregeling biedt een tegemoetkoming voor het progressienadeel dat kan ontstaan als u een sterk wisselend inkomen in box 1 heeft in aaneengesloten jaren.

Bij toepassing van de middelingsregeling telt u het inkomen uit box 1 van drie aaneengesloten kalenderjaren bij elkaar op en deelt u dit door drie. Daarna berekent u hoeveel belasting u in elk jaar over dit berekende gemiddelde inkomen zou moeten betalen. U vergelijkt dit met de daadwerkelijk door u betaalde belasting over die drie jaren. Blijkt dat het verschil meer dan € 545 is? Dan kunt u belasting terugvragen.

Er is overgangsrecht voor de jaren na 2022, mits het aangiftejaar 2022 in het middelingstijdvak wordt betrokken. De laatste tijdvakken waarover nog kan worden gemiddeld, zijn de aangiftejaren 2022, 2023 en 2024.

Tip!
Houd wel de termijn in de gaten. Een verzoek om middeling moet binnen 36 maanden nadat alle definitieve aanslagen van de kalenderjaren die u wilt middelen onherroepelijk vaststaan.

1.2      Tarieven Box 2 – Aanmerkelijk belang

Het tarief in box 2 wordt per 1 januari 2024 verdeeld in twee schijven: 24,5% over de eerste € 67.000 en 31% over het bedrag daarboven. In 2023 blijft het tarief voor box 2 gelijk aan het tarief in 2022, namelijk 26,9%.

Tarief aanmerkelijk in 2024 

  

Aanmerkelijk belang meer dan (€) 

maar niet meer dan (€) 

Tarief 2024 (%) 

1e schijf 

67.000

24,5%

2e schijf 

67.000

 

31%.

 

Het tarief van box 2 geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder (dga) in privé.

Let op!
Overweegt u om in 2022 nog een dividenduitkering te doen? Let dan wel goed op als u gebruik heeft gemaakt van steunmaatregelen in verband met corona. Bij bepaalde maatregelen mag u geen dividend uitkeren als u van de maatregel gebruikmaakt.

Let op!
Heeft u een lening bij uw bv voor consumptieve uitgaven of voor beleggingen van meer dan € 700.000? Dan moet u voor 31 december 2023 deze lening teruggebracht hebben tot € 700.000. Dit kan door middel van een dividenduitkering, die dan in 2022 of 2023 als box 2-inkomen in de heffing wordt betrokken (tarief 26,9%).

1.3      Tarieven Box 3 – Sparen en beleggen

Als gevolg van het Kerstarrest van de Hoge Raad en het daardoor noodzakelijke rechtsherstel wordt de heffingsgrondslag in box 3 aangepast. Het tarief van box 3 wordt in 2023 verhoogd naar 32% (31% in 2022). Ook in 2024 en 2025 gaat het tarief van box 3 omhoog met 1%, naar respectievelijk 33% en 34%.

Het heffingsvrije vermogen wordt in 2023 verhoogd naar € 57.000 (in 2022: € 50.650).

De heffingsgrondslag van het vermogen van box 3 gaat uit van de werkelijke verdeling van uw vermogens over drie vermogensgroepen:

  • Banktegoeden
  • Overige bezittingen (onder meer beleggingen en onroerend goed)
  • Schulden

Vervolgens wordt per vermogensgroep het forfaitaire rendement berekend:

 

Banktegoeden (spaargeld)

Overige bezittingen

Schulden

2021

0,01%

5,69%

2,46%

2022

Nog niet vastgesteld

5,53%

Nog niet vastgesteld

2023

Nog niet vastgesteld

Nog niet vastgesteld

Nog niet vastgesteld


Let op!
Het heffingsvrije vermogen van box 3 is niet van invloed op het wel of niet krijgen van toeslagen, zoals zorgtoeslag, huurtoeslag of het kindgebonden budget. Daar gelden lagere vermogensgrenzen voor.

Tip!
Bent u het niet eens met het geboden rechtsherstel voor de jaren 2017 tot en met 2022 omdat uw daadwerkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement? Overleg dan met uw adviseur over de mogelijkheden om bezwaar te maken. 

1.4      Aanpassing tarieven vennootschapsbelasting

De tarieven in de vennootschapsbelasting gaan omhoog en de schijflengtes omlaag. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt het tarief tot een belastbare winst van € 200.000 19% en daarboven 25,8%.

Vennootschapsbelasting

  2022

   2023

Winst tot € 395.000 in 2022/
€ 200.000 in 2023

15,0%

19,0%

Winst boven € 395.000 in 2022/
€ 200.000 in 2023

25,8%

25,8%


Tip!
Is de verwachte winst van een fiscale eenheid voor 2023 hoger dan € 200.000? Dan kunt u met het verbreken van de fiscale eenheid een tariefvoordeel behalen. Dit komt doordat u dan meerdere keren gebruik kunt maken van het opstaptarief. Hoewel het tariefvoordeel eenvoudig te berekenen lijkt, kan het verbreken van de fiscale eenheid voor u mogelijk onvoorziene nadelen met zich meebrengen die niet tegen het tariefvoordeel opwegen. Bekijk dus tijdig of dit voor u aantrekkelijk is.

Tip!
Valt u met uw belastbaar resultaat in de 1e schijf van de vennootschapsbelasting en kunt u het maken van kosten uitstellen tot 2023? Dan kunt u deze kosten aftrekken tegen 19%. Omzet kunt u het beste realiseren in 2022, aangezien deze omzet tegen 15% wordt belast. 

Het gecombineerde tarief vennootschapsbelasting-inkomstenbelasting is als volgt:

Gecombineerd tarief VPB/IB

  2022

   2023

Winst tot € 395.000/€ 200.000

37,87%

40,79%

Winst boven € 395.000/€ 200.000

45,18%

45,76%


1.5      Verhoging algemene tarief overdrachtsbelasting

Het algemene tarief voor de overdrachtsbelasting van niet-woningen wordt met ingang van 1 januari 2023 verhoogd naar 10,4% (8% in 2022). (Zie ook paragraaf 5.3.)

Het tarief voor woningen in eigen gebruik blijft 2%, evenals de drempelvrijstelling overdrachtsbelasting tot € 440.000 (vrijstelling 2023) voor kopers met een leeftijd tot 35 jaar.  


2       Werkgever

Van de verhoging van het minimumloon met ruim 10% tot de verruiming van de vrije ruimte van de werkkostenregeling: voor werkgevers brengt het Belastingplan 2023 diverse wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u als werkgever op moet letten.

2.1      Onbelaste kilometervergoeding verhoogd

De belastingvrije kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer wordt per 1 januari 2023 verhoogd naar € 0,21 per kilometer en gaat per 1 januari 2024 naar € 0,22 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers meer ruimte krijgen om een onbelaste kilometervergoeding te geven.

2.2      Verhoging minimumloon met minimaal 10%

De voorgenomen verhoging van het minimumloon wordt naar voren gehaald. In plaats van de voorgenomen verhoging van 7,5% verspreid over drie jaren, gaat het om een verhoging in één keer van ruim 10% in 2023. De verhoging van het minimumloon loopt parallel aan de implementatie van de Richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie, waarmee het Europees Parlement onlangs instemde. 

De verhoging levert werknemers die het minimumloon krijgen uiteraard meer financiële armslag op. De verhoging van het minimumloon verhoogt de lasten van werkgevers.

Ook de AOW en de bijstand gaan omhoog, omdat deze uitkeringen zijn gekoppeld aan het minimumloon.

2.3      Verlaging Aof-premie

Het kabinet wil in het kader van lastenverlichting voor kleine werkgevers een lagere premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) introduceren per 1 januari 2023. Het is nog niet bekend hoeveel de verlaging zal zijn.

2.4      Verruiming vrije ruimte werkkostenregeling in 2023

Door middel van de werkkostenregeling kunt u als werkgever uw personeel onbelast allerlei zaken vergoeden en verstrekken. De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt verruimd van 1,7% tot een loonsom van € 400.000 in 2022 naar 1,92% tot een loonsom van € 400.000 in 2023. Voor de loonsom boven de € 400.000 bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Overschrijdt u de vrije ruimte, dan betaalt u 80% belasting via de eindheffing in de loonadministratie.

De vrije ruimte stijgt hierdoor van € 6.800 naar € 7.680 bij een loonsom van precies € 400.000. Dit zorgt ervoor dat werkgevers meer onbelaste vergoedingen kunnen geven aan werknemers. Bij acht werknemers die samen € 400.000 verdienen, is een extra onbelaste vergoeding van € 110 per werknemer mogelijk.

2.5      Beperking 30%-regeling en verplichte keuze werkgever

De 30%-regeling wordt verder beperkt tot de Balkenende-norm. Werknemers die uit het buitenland naar Nederland komen en voldoen aan de criteria, kunnen de 30%-regeling krijgen. Hierdoor ontvangen zij maximaal 30% van hun salaris onbelast. Deze maatregel zorgt ervoor dat zij tot een salaris van € 216.000 (norm 2022) de 30%-regeling kunnen toepassen. De inperking geldt vanaf 1 januari 2024. Er komt een overgangsregeling voor werknemers waarvoor de 30%-regeling werd toegepast vóór 1 januari 2023. Voor hen geldt tot en met 31 december 2025 geen salarisplafond waarover de 30%-regeling mag worden toegepast.

Daarnaast is het vanaf 1 januari 2023 verplicht voor de werkgever om in de loonadministratie een keuze te maken uit toepassing van de 30%-regeling of vergoeding van werkelijke extraterritoriale kosten. De werkgever moet de keuze maken in het eerste loontijdvak na afloop van de eerste vier maanden van de eerste tewerkstelling. Het is dus niet langer mogelijk om aan het einde van het jaar de keuze te maken voor toepassing van de 30%-regeling dan wel voor vergoeding van werkelijke extraterritoriale kosten.

Tip!
Gedurende de eerste vier maanden van de tewerkstelling heeft de werkgever nog wel de keuze tussen toepassing van de 30%-regeling en het vergoeden van werkelijke extraterritoriale kosten. Controleer welke methode gunstiger is.

2.6      Vakantiebonnen

In de praktijk worden vakantiebonnen niet meer verstrekt. In de wet stond nog een waardebepaling van de vakantie, maar deze wordt per 1 januari 2023 uit de Wet op de loonbelasting gehaald.


3       Vervoer

Van de wijzigingen in de bpm voor bestelauto’s van ondernemers en de bijtelling van de elektrische auto tot de verhoging van de vliegbelasting en de verlaagde accijnzen op brandstof: ook op het gebied van vervoer brengt het Belastingplan 2023 de nodige wijzigingen en gevolgen met zich mee.

3.1      Wijzigingen in bpm voor bestelauto’s van ondernemers

In de wet geldt momenteel een vrijstelling voor de bpm voor bestelauto’s die op naam worden gesteld van een btw-plichtige ondernemer. Het kabinet stelt voor om deze vrijstelling met ingang van 1 januari 2025 af te schaffen. De grondslag waarover bpm wordt berekend, is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Met het voorstel wordt de grondslag voor de bpm voor bestelauto’s gelijkgetrokken met die voor personenauto’s.

Daarnaast wordt het tarief van de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s van ondernemers per 1 januari 2025 verhoogd. In 2025 bedraagt de verhoging van de motorrijtuigenbelasting 15%, in 2026 gaat de motorrijtuigenbelasting verder omhoog met 6,96%.

3.1.1  Tarief bestelauto

De verschuldigde bpm wordt berekend aan de hand van een vast tarief (€ 66,91) te vermenigvuldigen met het aantal gram CO2-uitstoot per kilometer. De bpm van een emissievrije bestelauto is daardoor nihil.

Let op!
Dit betekent hoe hoger de CO2-uitstoot, hoe hoger de bpm zal zijn voor een bestelauto.

3.1.2  Afschrijvingstermijn gebruikte bestelauto’s

Bij de berekening van de verschuldigde bpm voor gebruikte bestelauto’s wordt een vermindering toegepast. De vermindering is afhankelijk van het moment van eerste ingebruikname en het moment dat de bpm verschuldigd wordt. Voor een bestelauto bedraagt die vermindering op dit moment 100%, indien de eerste ingebruikname vijf jaar of langer geleden is. Omdat een ongelijk speelveld kan ontstaan met geïmporteerde bestelauto’s, wordt de afschrijvingstermijn van de verschuldigde bpm vanaf 1 januari 2025 verlengd naar 25 jaar.

3.1.3Verschuiving belastingplicht voor afdracht bpm per 2025

Tot 1 januari 2025 wordt de bpm voor bestelauto’s geheven bij degene op wiens naam de bestelauto wordt of is gesteld in het kentekenregister. Met het vervallen van de vrijstelling voor de bpm wordt de belastingplicht verschoven van de tenaamgestelde naar de inschrijver van de bestelauto in het kentekenregister.

Overgangsrecht
Ondernemers kunnen tot 31 december 2024 ongewijzigd gebruik blijven maken van de vrijstelling voor de bpm, indien voldaan blijft worden aan de voorwaarden.

Tip!
Wilt u nog gebruikmaken van de vrijstelling voor btw-plichtige ondernemers bij de aanschaf van een bestelauto? Bestel deze dan tijdig, zodat u in 2023 en 2024 gebruik kunt maken van de vrijstelling!

Tip!
De hoogte van de bpm op bestelauto’s is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Het is dus bij vervanging van bestelauto’s na 1 januari 2025 fiscaal voordelig om deze te vervangen door emissievrije bestelauto’s.

3.2      Elektrische auto

De bijtelling voor de elektrische auto met een datum eerste tenaamstelling of eerste toelating in 2023 gaat omhoog voor auto’s met een catalogusprijs van meer dan € 30.000. De lage bijtelling van 16% blijft ook in 2023 nog van toepassing, maar slechts over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde in plaats van de eerste € 35.000 (2022). Daarboven blijft de bijtelling 22%.

3.3      Verhogen vliegbelasting

Per 1 januari 2023 wordt de vliegbelasting verhoogd met een bedrag van € 17,95 per ticket, waardoor de vliegbelasting uitkomt op € 26,43 per vertrekkende passagier. Het maakt daarbij niet uit hoe lang de vliegreis is. Daardoor worden korte vluchten relatief zwaarder belast dan langere vluchten. Dit ligt in lijn met het doel om vliegreizen voor korte(re) afstanden te ontmoedigen.

3.4      Verlengen verlaagde accijnzen op brandstof

De verlaging van de accijns op brandstof die per 1 april 2022 is ingevoerd, blijft ook na 1 januari 2023 van kracht. De verlaging van de accijns op benzine, diesel en lpg bedraagt respectievelijk 17,3 cent, 11,1 cent en 4,1 cent. In het Belastingplan is opgenomen dat de verlaging geldt tot en met 30 juni 2023. Vooralsnog wordt de verlaging dus per 1 juli 2023 afgeschaft en vindt bij de afschaffing ook de jaarlijkse indexatie plaats.


4       Verduurzaming

Het kabinet wil verduurzamen stimuleren en de leveringszekerheid van gas waarborgen. Het stelt daarom verschillende veranderingen in de klimaat- en milieuwetgeving voor. Dat heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de energiebelasting, de btw op zonnepanelen en diverse subsidieregelingen voor ondernemers. We zetten alles hier voor u uiteen.

4.1      Verlaging energiebelasting

Gezien de aanhoudende hoogte van de gasprijzen ziet de overheid zich genoodzaakt om de verlaging van de energiebelasting ook na 1 januari 2023 te handhaven.

4.2      Btw-nultarief op de levering en installatie zonnepanelen

Het btw-tarief op de aanschaf en aanleg van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen wordt verlaagd naar 0%. Dit betekent niet zozeer een nieuw belastingvoordeel voor consumenten, want zij kunnen nu ook de btw terugvragen.

4.3      Aanscherping CO2-heffing industrie

Ondanks het feit dat belastingen op fossiele energie tijdelijk worden verlaagd, hecht het kabinet waarde aan de gestelde klimaatdoelen. Om de gewenste verlaging van 14,3 megaton broeikasgassen per 2030 te bereiken, worden de vrij verhandelbare dispensatierechten voor vrijgestelde emissieruimte voor de industrie jaarlijks geleidelijk verminderd. Dit betekent een verscherping ten opzichte van het oorspronkelijke pad.

4.4      Verduurzaming zakelijk wagenpark

Om de leveringszekerheid van gas te waarborgen, heeft het kabinet maatregelen genomen die op korte termijn leiden tot extra CO2-uitstoot. Het kabinet wil de extra CO2-uitstoot compenseren met een pakket aan alternatieve maatregelen die het heeft aangekondigd in de aanbiedingsbrief concept Klimaatnota. Het gaat onder andere om de volgende maatregelen:

  • Versnelling elektrificatie in de industrie en glastuinbouw door middel van een normering van bijvoorbeeld e-boilers, in combinatie met subsidie.
  • Versnelde verduurzaming van het zakelijke wagenpark. Hierbij worden de mogelijkheden verkend om per 2024/2025 een normering in te stellen waarbij alle nieuwe zakelijke auto’s emissievrij dienen te zijn.
  • Versnelling van biobased en circulair bouwen en verbouwen gericht op minder gebruik van bouwmaterialen met een hoge CO2-uitstoot, het vergroten van het gebruik van biobased en circulaire materialen en CO2-vastlegging in gebouwen.

Het kabinet zal deze maatregelen de komende maanden nader uitwerken. Deze worden meegenomen als onderdeel van de integrale besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid in de reguliere begrotingscyclus in het voorjaar van 2023.

4.5      Stimulans om te investeren in verduurzaming

Om ondernemers te stimuleren om te blijven verduurzamen, is in de Miljoenennota opgenomen dat de budgetten worden verruimd voor de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) of Vamil. Het is nog niet bekend hoe deze verruiming vormgegeven gaat worden.


5       Woningmarkt

Het kabinet neemt geen ingrijpende maatregelen om de woningmarkt te hervormen. Wel wordt de belastingheffing op het beleggen in vastgoed via meerdere maatregelen verhoogd en de hypotheekaftrek verder verlaagd. Lees hier de belangrijkste wijzigingen voor de woningmarkt in het Belastingplan 2023.

5.1      Verhoging waarde beleggingspanden (leegwaarderatio)

De leegwaarderatio zorgt ervoor dat bij de waardering van door particulieren verhuurde panden die worden belast in box 3 en via de Successiewet, rekening wordt gehouden met de waardedruk die de verhuur met zich meebrengt. Belangrijk daarbij is dat de huurder huurbescherming geniet. Deze korting geldt daardoor niet voor vakantiewoningen of niet-woningen. De leegwaarderatio is een – van de hoogte van de jaarhuur afhankelijk – percentage dat met de WOZ-waarde van het verhuurde pand wordt vermenigvuldigd om tot een ‘afslag’ op de waarde te komen.

Deze leegwaarderatio wordt per 2023 verhoogd door de actualisering van de tabellen (zie hieronder). Dit ondanks dat in het coalitieakkoord was opgenomen dat de leegwaarderatio zou worden afgeschaft. Hierdoor moet over een verhuurde woning gemiddeld 33% meer belasting in box 3 betaald worden.

Verhouding jaarlijkse huurprijs
tot WOZ-waarde


Huidige leegwaarderatio


Nieuwe leegwaarderatio

Meer dan

Minder dan

0%

1%

45%

73%

1%

2%

51%

79%

2%

3%

56%

84%

3%

4%

62%

90%

4%

5%

67%

95%

5%

6%

73%

100%

6%

7%

78%

100%

7%

-

85%

100%

 

Let op!
Op basis van deze nieuwe tabel is afwaardering dus per saldo niet meer mogelijk als de jaarhuur 5% of meer van de WOZ-waarde bedraagt.

  • Indien sprake is van verhuur aan gelieerde personen (zoals een zoon of dochter) vervalt de mogelijkheid om de leegwaarderatio toe te passen. Uitgangspunt daarbij is dat bij verhuur aan een gelieerde persoon doorgaans door de verhuurder zelf bewust de keuze wordt gemaakt een lagere dan marktconforme huur te rekenen. Een afwaardering wordt in die gevallen niet passend gevonden.

5.2      Afbouw en afschaffing jubelton voor de eigen woning

De schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning (ook wel de jubelton genoemd) wordt per 1 januari 2024 volledig afgeschaft. Per 1 januari 2023 wordt de eenmalige vrijstelling voor de eigen woning al verlaagd naar € 28.947. De huidige maximale vrijstelling bedraagt € 106.671.

Deze eenmalige vrijstelling is mogelijk als de ontvanger of zijn of haar partner tussen de 18 en 40 jaar oud is en de jubelton gebruikt wordt om:

  • Een eigen woning te kopen of te verbouwen.
  • De hypotheek of restschuld van zijn/haar eigen woning af te lossen.
  • De rechten van erfpacht, opstal of beklemming van zijn/haar eigen woning af te kopen.

Let op!
Voor de jubelton gold dat het maximumbedrag van de vrijstelling verspreid over drie jaar kon worden geschonken. Voorgesteld is nu dat indien in 2022 voor het eerst is geschonken, het restant van de vrijstelling alleen nog in 2023 kan worden geschonken en niet meer in 2024. Wanneer de jubelton in 2023 wordt geschonken, geldt in het geheel geen spreidingsmogelijkheid meer.

Tip!
Iemand die in 2022 een schenking ontvangt, heeft nog wel tot uiterlijk 2024 de tijd om deze te besteden aan de eigen woning. Als u nog optimaal van de jubelton gebruik wilt maken, moet u deze nog voor 1 januari (in ieder geval gedeeltelijk) schenken.

Tip!
De jubelton 2023 is dus alleen interessant in niet-ouder-kindrelaties.

5.3      Verhoging van de startersvrijstelling

De drempelvrijstelling in de startersvrijstelling wordt verhoogd van € 400.000 (2022) naar € 440.000 (2023). Deze vrijstelling geldt voor starters op de woningmarkt met een leeftijd tot 35 jaar, mits de woning gaat functioneren als hoofdverblijf.

5.4      Verhoging overdrachtsbelasting

De overdrachtsbelasting voor vastgoed dat niet als eigen woning aangemerkt kan worden (kortweg gezegd vastgoed van beleggers), stijgt van 8 naar 10,4%.

Per 1 januari 2021 waren de tarieven al gewijzigd, waardoor het tarief voor de verkrijging van de eigen woning (hoofdverblijf) was verlaagd van 6 naar 2% en voor andere woningen en panden was verhoogd van 6 naar 8%. Per 2023 is er dus een verdere verhoging van het algemene tarief tot 10,4% voorgesteld. Per saldo gaan bedrijven en beleggers en kopers of verhuurders van een vakantiewoning hierdoor meer overdrachtsbelasting betalen.

Het verlaagde tarief van 2% én het zogenaamde starterstarief worden niet aangepast.

Tip!
Bij voorgenomen aankoop van een beleggingspand is bij levering van het pand vóór 1 januari 2023 het overdrachtsbelastingtarief van 8% nog van toepassing.

5.5      Afbouw hypotheekrenteaftrek eigen woning

Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek afgebouwd wanneer de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1. Dit tarief bedraagt 40% in 2022. In 2023 zal nog één keer een verlaging worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 36,93%. Dit percentage komt overeen met het tarief van de 1e schijf in de inkomstenbelasting.

Tip!
Betaalt u geen of weinig rente omdat u geen of een kleine eigenwoningschuld hebt? Dan kunt u gebruikmaken van de Hillen-aftrek. Deze aftrek wordt in 30 jaar afgebouwd en bedraagt voor 2023 83,33% (2022: 86,67%).

5.6      Afschaffing verhuurderheffing

Bezit u meer dan 50 huurwoningen waarvan de maandelijkse huurprijs niet hoger is dan de huurtoeslaggrens? Dan is verhuurderheffing verschuldigd. Per 1 januari 2023 wordt de verhuurderheffing afgeschaft. In de praktijk wordt deze heffing nagenoeg geheel door de woningcorporatiesector en een aantal beleggers betaald. De heffing is in 2013 tijdens de economische crisis als tijdelijke maatregel ingevoerd.


6       Ondernemingen

Van aanpassing van de tarieven voor box 2 tot het vervallen van de doelmatigheidsmarge voor het gebruikelijk loon van de dga: ook voor ondernemingen brengt het Belastingplan 2023 de nodige wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u als ondernemer op moet letten.

6.1      Afschaffen fiscale oudedagsreserve

Ondernemers die belastingplichtig zijn in de inkomstenbelasting (zzp’ers, eenmanszaken, vof’s, maatschappen etc.) kunnen tot en met 2022 gebruikmaken van een speciale fiscale faciliteit: de fiscale oudedagsreserve (FOR). Dit is een fiscale reserve waarover in de toekomst belasting wordt betaald. 

Omdat veel ondernemers de fiscale oudedagsreserve niet daadwerkelijk afstorten voor een oudedagsvoorziening, heeft het vormen van een fiscale oudedagsreserve vooral belastinguitstel als effect.

Vanaf 2023 kunt u niet meer gefaciliteerd opbouwen voor de fiscale oudedagsreserve. Uw oudedagsreserve die tot en met 2022 is opgebouwd, mag wel op basis van de huidige regels worden afgebouwd.

Tip!
Wilt u nog een reservering treffen voor een oudedagsvoorziening maar de middelen nog niet uit uw onderneming halen? Gebruik de fiscale oudedagsreserve dan nog in 2022.

6.2      Box 2 opgesplitst in twee schijven

Heeft u minimaal 5% van de aandelen, winstbewijzen of stemrecht in een vennootschap? Dan bent u aanmerkelijkbelanghouder. De inkomsten die u uit dit belang krijgt (zoals dividend), zijn belast in box 2 van de inkomstenbelasting.

Het tarief in box 2 wordt per 1 januari 2024 verdeeld in twee schijven: 24,5% over de eerste € 67.000 (€ 134.000 voor partners) en 31% over het bedrag daarboven. In 2023 blijft het tarief voor box 2 gelijk aan het tarief in 2022, namelijk 26,9%.

Tarief aanmerkelijk in 2024 

  

Aanmerkelijk belang meer dan (€) 

maar niet meer dan (€) 

Tarief 2024 (%) 

1e schijf 

67.000

24,5%

2e schijf 

67.000

 

31%.

Het tarief van box 2 geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder (dga) in privé.

Rekenvoorbeeld

Bij een dividenduitkering van € 500.000 bedraagt de belasting vanaf 2024:
€ 67.000 * 24,5% = € 16.415
€ 433.000 * 31% = € 134.230
Totaal: € 150.645

Tot en met 2023 bedraagt de belasting hierover € 134.500.

Let op!
Dividenduitkeringen hebben vanaf 2023 ook effect op de algemene heffingskorting. Overleg met uw adviseur of nu dividend uitkeren voordelig is of dat het beter is om te wachten tot 2024 of later om dan in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.

Tip!
Heeft uw partner geen inkomen? Keer dan vanaf 2023 zo mogelijk dividend uit om de algemene heffingskorting te kunnen benutten.

6.3      Hoger gebruikelijk loon dga door afschaffingdoelmatigheidsmarge

Een dga (meer dan 5% van de aandelen in een bv) die werkt voor zijn/haar eigen bv is verplicht om zichzelf een gebruikelijk loon toe te kennen en op te nemen in de salarisadministratie. Dit loon dient gebruikelijk te zijn voor het niveau en de duur van de arbeid voor de bv.

Dit loon is lastig vast te stellen. Vandaar dat er momenteel een doelmatigheidsmarge geldt van 25%. Volgens de wet moet het loon minimaal worden vastgesteld op 75% van het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking. Of op het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn bij uw bv, indien een van deze bedragen meer is dan € 48.000. Op deze wijze kan worden gekeken naar de meest vergelijkbare dienstbetrekking en mag u daar 25% vanaf trekken. Deze doelmatigheidsmarge wordt per 2023 afgeschaft. Dit kan betekenen dat u zichzelf een hoger salaris moet gaan toekennen vanaf 2023.

Let op!
Zorg voor een goede onderbouwing van het gebruikelijk loon om discussie hierover te voorkomen.

6.4      Vervallen gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups

Op dit moment is er een versoepeling voor dga’s van innovatieve start-ups waardoor zij zichzelf een lager loon mogen toekennen. Deze regeling vervalt per 1 januari 2023, omdat bij de evaluatie is gebleken dat er maar weinig gebruik van wordt gemaakt.

6.5      Verhoging tarief en schijflengtes vennootschapsbelasting

Het tarief voor de 1e schijf van de vennootschapsbelasting wordt per 1 januari 2023 verhoogd van 15 naar 19%. Ook wordt de grens van de 1e schijf verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Het tarief voor de 2e schijf blijft gelijk op 25,8%.

Voor ondernemers met een winst onder de € 200.000 neemt de vennootschapsbelasting daardoor vanaf 2023 met 4% toe. De winst tussen de € 200.001 en € 395.000 wordt in 2023 met 10,8% meer belast dan in 2022.

Tip!
Bekijk of u bepaalde kosten kunt uitstellen naar 2023, zodat de winst dan lager is en u minder belasting betaalt over de winst.

6.6      Omzetting oudedagsvoorziening in lijfrente

Vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 bestond de mogelijkheid om de pensioenvoorziening in eigen beheer om te zetten in een oudedagsvoorziening (ODV) bij de eigen bv.

De oudedagsvoorziening moet in 20 jaar vanaf AOW-gerechtigde leeftijd worden uitgekeerd. Zolang er geen uitkering was gedaan uit de oudedagsvoorziening, kon deze worden ingezet voor een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht. Op deze manier hoefde de bv niet te worden aangehouden tot 20 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd.

Uit de praktijk is gebleken dat dga’s ook na ingang van de oudedagsvoorziening de mogelijkheid wilden hebben om de oudedagsvoorziening af te storten in een lijfrente, zodat de bv opgeheven kon worden. Daarom mogen dga’s met terugwerkende kracht naar 1 april 2017, ongeacht hun leeftijd, de oudedagsvoorziening omzetten in een lijfrente.

Tip!
Heeft u nog een oudedagsvoorziening en wilt u de bv liquideren? Overweeg dan om de oudedagsvoorziening af te storten.


7       Vermogen

In het Kerstarrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de belastingheffing op sparen en beleggen in strijd is met Europees recht. Voor de jaren 2017 tot en met 2020 wordt rechtsherstel geboden aan belastingplichtigen die bezwaar hadden gemaakt of waarvan de aanslag nog niet onherroepelijk vaststond. Naar aanleiding van het Kerstarrest wordt het Box 3-stelsel aangepast. 

Vanaf 1 januari 2023 wordt bij alle belastingplichtigen uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld, overige bezittingen en schulden. Aan ieder van deze vermogenscategorieën wordt vervolgens na afloop van het kalenderjaar een fictief rendement toegerekend. Voor 2021 zijn de volgende forfaitaire rendementen bepaald:  

Soort vermogen 

Rendement 2021 

Spaargeld (incl. contant geld en vruchtgebruik op spaartegoeden) 

0,01% 

Overige bezittingen 

5,69% 

Schulden 

2,46% 

De forfaitaire rendementen voor 2022 zullen na afloop van het kalenderjaar met terugwerkende kracht worden gewijzigd, zodat bij de in dat jaar behaalde rendementen kan worden aangesloten. Dat betekent dus dat bepaalde rendementen momenteel nog niet bekend zijn. 

Het rendement per vermogenscategorie is de waarde van het vermogensbestanddeel vermenigvuldigd met het daarbij behorende rendementspercentage. Bij een negatief rendement wordt het rendement op nihil gesteld.  

7.1      Heffingsvrij vermogen 

Het heffingsvrije vermogen wordt per 1 januari 2023 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 (€ 114.000 voor fiscaal partners). 

7.2      Tarief 

Over het voordeel uit sparen en beleggen wordt in 2023 een tarief van 32% geheven. Dit tarief zal jaarlijks met 1% toenemen tot 34% in 2025. 

7.3      Peildatumarbitrage 

In de overbruggingswetgeving zal een antimisbruikbepaling worden opgenomen om te voorkomen dat belastingplichtigen tussen drie maanden voor en drie maanden na de peildatum vermogensbestanddelen voor korte duur zullen verschuiven.  

Let op!
Het schuiven met vermogensbestanddelen rond de peildatum wordt door de Belastingdienst niet erkend, tenzij er niet-fiscale redenen aan ten grondslag liggen. De vermogensbestanddelen worden in dat geval door de Belastingdienst gezien alsof deze niet zouden zijn verschoven. 

7.4      Groene beleggingen 

Ook groene beleggingen moeten worden gesplitst in groene spaartegoeden en groene overige bezittingen. De vrijstelling voor groene beleggingen blijft van toepassing, maar zal moeten worden verdeeld over beide categorieën. In de overbruggingswetgeving is opgenomen dat de vrijstelling daarbij zo veel mogelijk wordt toegerekend aan de categorie overige bezittingen.  

Tip!
Het kan bij overige bezittingen die minder rendement opleveren dan wat hierover aan belasting moet worden betaald, wenselijk zijn deze om te zetten in banktegoeden of – indien mogelijk – over te brengen naar de bv. 


8       Overige eerder aangekondigde en te verwachten voorstellen

Hoe zit het met de bedrijfsopvolgingsregeling in 2023? En hoeveel worden de belastingen op tabak, alcoholvrije dranken (frisdrank) en lachgas verhoogd? Deze en diverse eerder aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij. Ook geven we aan welke onderwerpen nog ontbraken in het Belastingplan 2023.

8.1      Aanpassing BOR uitgesteld

De Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) houdt de gemoederen al geruime tijd bezig. Deze regeling voorziet bij de overgang van ondernemingsvermogen kort gezegd in een gedeeltelijke vrijstelling van erf- en schenkbelasting en een doorschuiven van inkomstenbelasting. Hoewel de afgelopen tijd verschillende alternatieven voor de BOR zijn geïntroduceerd (variërend van versobering tot omvorming tot afschaffing), wordt deze faciliteit komend jaar nog ongemoeid gelaten, zo liet staatssecretaris Van Rij in een interview met het FD weten. Volgens de Miljoenennota zal de BOR volgend jaar wel worden aangepast. Verhuurd vastgoed zal bij voorbaat niet meer kwalificeren als ondernemingsvermogen, waardoor de faciliteit voor dergelijk vermogen niet kan worden ingeroepen.

Naast de BOR is aangekondigd dat wordt gekeken naar belastingconstructies die betrekking hebben op onder meer de volgende onderwerpen:

  • Via NSW-landgoederen fiscale vrijstellingen verkrijgen.
  • 30%-regeling en het belastingvoordeel op (inkomen uit) vermogen.
  • De familiebank: voordelige vermogenstransacties binnen de familie.

8.2      Verhogen tabaksaccijns 

In lijn met het coalitieakkoord stelt het kabinet voor de tabaksaccijns te verhogen. De gemiddelde verkoopprijs voor een pakje sigaretten (20 stuks) moet in 2024 op ongeveer € 10 uitkomen. Dit zal in twee gelijke, opvolgende stappen gebeuren. Het tarief van accijns op rooktabak (bijvoorbeeld shag) per kilogram wordt eveneens in 2023 verhoogd, gelijk aan het tarief van de accijns van sigaretten. De accijns op sigaren gaat ook omhoog (twee keer met 1%). 

8.3      Verhogen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (de suikertaks)

Ook in lijn met het coalitieakkoord stelt het kabinet voor om de verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken te verhogen. Hiervoor wordt in de Wet verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (Wvad) per 1 januari 2023 het tarief per hectoliter alcoholvrije drank verhoogd met € 11,37. De verbruiksbelasting komt dan uit op € 20,20.  

Het kabinet wil mineraalwater uitzonderen van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Dat kan pas een jaar later, per 1 januari 2024, omdat de douane deze systeemaanpassing pas vanaf die datum kan uitvoeren. 

Het laagste tarief in de bieraccijns (voor lichte bieren) komt overeen met het tarief van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het laagste accijnstarief op bier zal met ingang van 2023 en 2024 met dezelfde bedragen worden verhoogd als het tarief op alcoholvrije dranken.  

8.4      Btw-tarief lachgas 

Lachgaspatronen vallen voortaan onder het standaard 21% btw-tarief (behoudens de toepassing van een specifieke uitzondering voor de levering van lachgas dat kwalificeert als geneesmiddel). Reden hiervoor is dat lachgaspatronen ook worden gebruikt als recreatief middel. Deze wijziging wordt mede doorgevoerd om het beleid aan te sluiten op de wijziging van de Opiumwet.  

8.5      Wet excessief lenen

Met de Wet excessief lenen wordt beoogd om leningen van een vennootschap aan haar dga te ontmoedigen. Vanaf 31 december 2023 wordt in box 2 een fictieve winstuitdeling tegen een tarief van 26,9% (tarief in 2023) in aanmerking genomen wanneer de schulden van de dga en diens partner aan de eigen vennootschap gezamenlijk meer bedragen dan € 700.000.

De maatregel geldt ook voor schulden bij de vennootschap van bloed- en aanverwanten van de dga en de partners van die bloed- en aanverwanten.

Eigenwoningschulden met een notarieel gevestigde hypotheek of eigenwoningschulden aangegaan vóór 1 januari 2023 worden niet meegerekend, mits voor deze schulden hypotheekrenteaftrek bestaat.

8.6      Beperking giftenaftrek anbi’s

Anbi’s zijn goede doeleninstellingen die voldoen aan bepaalde, in de fiscale wetgeving vastgelegde vereisten. Een belangrijke voorwaarde voor de anbi-status is dat de instelling zich voor minimaal 90% bezighoudt met een ideële doelstelling.  

Giften aan anbi’s zijn aftrekbaar van het inkomen voor de inkomstenbelasting. Voor periodieke giften aan anbi’s (die gedurende minimaal vijf jaar worden gedaan) geldt daarbij dat deze onbeperkt aftrekbaar zijn. Niet-periodieke giften worden in aftrek beperkt door een inkomensafhankelijke drempel en plafond.  

Een particulier of familie kan ook zelf een stichting oprichten, daarvoor de anbi-status aanvragen en vervolgens een periodieke schenking aan deze anbi verrichten. Het kabinet vindt het niet wenselijk dat (zeer) vermogende particulieren door middel van hoge donaties hun gehele inkomen kunnen terugbrengen tot nihil. Daarom wordt voorgesteld de periodieke giftenaftrek te beperken tot € 250.000 per huishouden.  

De precieze uitwerking van deze maatregel zal worden opgenomen in de nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2023. 

8.7      Handhaving schijnzelfstandigheid

In het Belastingplan zijn geen nieuwe maatregelen opgenomen in verband met de schijnzelfstandigheid van zzp’ers. Het handhaven van de wetgeving hierover was al aangekondigd in juni 2022. Het gebruik van de modelovereenkomsten voor zzp’ers wordt hiermee gehandhaafd.

8.8      Overdracht stamrechten naar beleggingsonderneming 

Tot 31 december 2013 was het mogelijk om een stamrecht af te spreken bij ontslag. Dit hield in dat de ontslagvergoeding werd aangewend voor een stamrecht op grond waarvan er op dat moment geen loonbelasting verschuldigd was. De ontslagvergoeding kon bijvoorbeeld in een eigen bv zijn ondergebracht. Over de uitkeringen die plaatsvinden, moet vervolgens loonheffing worden ingehouden. Nu is goedgekeurd dat ook beleggingsondernemingen kwalificeren als toegelaten aanbieders voor de uitvoering van het stamrecht. Dit betekent dat stamrecht-bv’s kunnen worden beëindigd en het saldo kan worden overgedragen aan een beleggingsonderneming. Dit scheelt weer administratieve lasten voor degene met een stamrecht-bv. Deze maatregel heeft een terugwerkende kracht tot en met 1 april 2017.

8.9      Verhoging thuiswerkvergoeding 2023

De onbelaste thuiswerkvergoeding wordt per 1 januari 2023 geïndexeerd aan de hand van de tabelcorrectiefactor. Hierin wordt rekening gehouden met de inflatie. Naar verwachting zal de tabelcorrectiefactor uitkomen op 1,063. Dit betekent dat de onbelaste thuiswerkvergoeding vanaf 2023 waarschijnlijk uitkomt op € 2,13 per thuiswerkdag. De wet biedt geen ruimte voor verdere verhoging, ondanks dat het Nibud in maart 2022 heeft berekend dat de kosten voor thuiswerken ongeveer € 3,05 bedragen.

Let op! 
Het werkelijke bedrag dat onbelast vergoed kan worden in 2023 zal medio december van dit jaar bekend worden.

8.10    Invoering van een grondslag voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente in specifieke gevallen

Er zijn bepaalde situaties waarin de Belastingdienst kan besluiten om de invordering van belastingschulden aan te houden. In dergelijke situaties wordt na het vervallen van de enige of laatste betalingstermijn invorderingsrente in rekening gebracht. Er wordt een juridische grondslag gecreëerd om bepaalde situaties aan te wijzen waarin geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht.

Een situatie die momenteel aan de orde is en waarin het onredelijk wordt geacht om invorderingsrente in rekening te brengen, betreft de voorlopige aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2022 mét belasting over box 3-vermogen. Bij het vaststellen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2022 is namelijk geen rekening gehouden met het Kerstavond-arrest van de Hoge Raad. Het corrigeren van deze voorlopige aanslagen is echter uitvoeringstechnisch niet mogelijk. Daarom is besloten om de dwanginvordering van deze voorlopige aanslagen over het jaar 2022 met box 3-inkomen niet aan te laten vangen.

8.11    FBI en vastgoed

Het kabinet wil per 1 januari 2024 een maatregel introduceren in de vennootschapsbelasting op basis waarvan fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet meer direct in vastgoed mogen beleggen. Deze maatregel zal worden opgenomen in het Belastingplan 2024.

8.12    Mijnbouwheffing: extra belasting voor energiebedrijven

 Door de bijzondere tijden zijn bij energiebedrijven grote winsten ontstaan. De winsten van energiebedrijven zullen extra worden belast door middel van een verhoging van de zogenaamde mijnbouwheffing. De precieze uitwerking volgt in de nota van wijziging. 


Disclaimer

Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.

 

 

Recente items

Blijf op de hoogte

Wil je altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws omtrent financiën en accountancy?
Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief en mis niets.

Aanmelden nieuwsbrief

Wilt u onze nieuwsbrief niet meer ontvangen? dan kunt u zich hier uitschrijven.