Recent was er een rechtszaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarin een bv centraal stond die zijn kantoor naast de woning van de dga had. De dga had een hovenier ingehuurd om de tuin aan te leggen, evenals parkeerplaatsen met bestrating. Deze werkzaamheden betroffen zowel de kantoorruimte als de woning.
Tijdens een boekencontrole ontdekte de inspecteur dat er twee facturen van de zes in totaal op naam van de bv stonden, met een gezamenlijk bedrag van meer dan € 5.600. Volgens de inspecteur was er echter onterecht btw verrekend over een bedrag van € 2.698, omdat dit deel betrekking had op privé-uitgaven van de dga. Dit resulteerde in een naheffing met een boete, waarna de zaak voor de rechter werd gebracht.
De essentie van de zaak voor de rechtbank was of de diensten van de hovenier daadwerkelijk zakelijk werden gebruikt en of de bv als afnemer van deze diensten kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde van niet. De offerte was gericht aan en ondertekend door de dga, en zowel de kantoorruimte als de woning waren eigendom van de dga. Het feit dat twee van de zes facturen aan de bv waren gericht, impliceerde niet dat er een juridische relatie tussen de hovenier en de bv bestond. Daarbij kwam dat een deel van de diensten ook privé werd gebruikt, zoals de aanleg van de parkeerplaatsen. Een specificatie van zakelijke en privéwerkzaamheden ontbrak, en er waren geen afspraken hierover gemaakt tussen de dga en de bv.
Daarom werd de naheffing, inclusief boete, door de rechtbank bevestigd.