Vanaf 2028 krijgen nieuwe werknemers allemaal dezelfde premie, ongeacht hun leeftijd. Tevens ontvangen zij een uniform partnerpensioen, dat gebaseerd is op een vast percentage van hun salaris. Het is toegestaan dat deze premie verschilt van die van oudere werknemers, omdat nieuwkomers per definitie recent in dienst zijn. Dit kan echter voor enige 'scheve blikken' zorgen, vooral wanneer een nieuwe werknemer meer premie krijgt dan een collega's die al jarenlang bij het bedrijf werkt. Dit kan ook gelden voor oudere werknemers die minder premie ontvangen dan hun collega's van vergelijkbare leeftijd, ondanks dat zij langer in dienst zijn.
Let op! Werknemers die vallen onder het overgangsregime zijn hier een uitzondering op. Dit betreft werknemers die momenteel profiteren van een toenemende beschikbare premiestaffel en in dienst zijn tot het einde van 2027. Voor hen is het mogelijk om de maximale premie van 30% zelfs te overschrijden.
Het eerste dat je je misschien afvraagt, is wat precies een 'goede premie' is. Dit hangt vooral af van de eigen bijdrage die een werknemer levert. Bijvoorbeeld, als de werkgever 15% bijdraagt zonder dat er een eigen bijdrage is, wordt dit als 'beter' beschouwd dan 18% met een eigen bijdrage van 1/3 (dit betekent 6%).
De gemiddelde premie voor pensioenfondsen ligt doorgaans rond de 25%, inclusief de premie voor partnerpensioen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en kosten. In de vrije markt is de gemiddelde premie ongeveer 18 tot 20%, met de kosten voor risicopremies daarbovenop voor de werkgever. In sectoren zoals consultancy, IT en accountants ligt de premie vaak nog lager, rond de 10 tot 12%. Dit is relatief laag, want bij een premie van 15% moet er netto 4% rendement worden behaald om uit te komen op een middelloonpensioen, exclusief inflatiecorrectie. De hoogte van de pensioenpremie is een keuze en vaak een ruil tussen salaris en pensioen. Een minimale premie tussen de 15% en 18%, met een eigen bijdrage van 1/3, is eigenlijk noodzakelijk voor een redelijk pensioen, vooral als werkgever om concurrerend te blijven.
Formeel hebben huidige werknemers hier geen recht op, maar het kan een mogelijke optie zijn. Zeker als in de bestaande regeling geen eigen bijdrage is, maar dat wel het geval is in de nieuwe regeling, kan het zowel voor de werknemer als de werkgever aantrekkelijk zijn om 'meer' pensioen op te bouwen.
Het is overduidelijk dat de verschillen in pensioenpremies – pensioen wordt tenslotte ook wel uitgesteld salaris genoemd – vroeg of laat tot discussie op de werkvloer zullen leiden. De juridische basis om dit toe te staan is stevig, maar acceptatie kan variëren. Zeker met fusies of overnames in het vooruitzicht, waarbij de verschillen in pensioenpremies nog groter worden, kan het op termijn noodzakelijk zijn om te harmoniseren.