Een recente zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant ging over de advieskosten die door een bv in rekening zijn gebracht met betrekking tot de toepassing van de BOR. De bv was van mening dat deze kosten wel degelijk zakelijk waren, wat resulteerde in het ten laste brengen van de advieskosten op de winst en het aftrekken van de hierop drukkende btw. De belastinginspecteur was het hier niet mee eens, waardoor de zaak voor de rechter belandde.
In deze kwestie had de grootaandeelhouder van een miljoenenbedrijf besloten om een deel van de aandelen aan zijn kinderen te schenken. Hij begreep dat het mogelijk verdwijnen van de BOR zou betekenen dat de kinderen belasting moesten betalen middels winstuitkeringen uit de bv. De schenker stelde dat dit de continuïteit van het bedrijf in gevaar zou brengen, en daarom had hij advies ingewonnen over deze materie.
De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een zakelijk belang. De advieskosten waren gefocust op een persoonlijke behoefte: het minimaliseren van de belastingdruk voor de nieuwe aandeelhouders.
Een ander belangrijk aspect voor de rechtbank was dat slechts een deel van het bedrijf via de aandelen aan de kinderen werd overgedragen. De zeggenschap bleef intact bij de schenker door het bezit van preferente aandelen. Tevens kwam de rechtbank tot de conclusie dat de continuïteit van de bv niet in gevaar zou komen als de BOR zou vervallen, gezien de vermogens- en winstpositie van de bv.
De schenker voerde bovendien aan dat als de verkoop van het bedrijf aan een derde zou plaatsvinden, de advieskosten wel aftrekbaar zouden zijn. Hij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank trapte hier niet in. Ze stelde vast dat deze situaties niet met elkaar te vergelijken waren.
Daarom konden de advieskosten niet van de winst worden afgetrokken en was de btw ook niet aftrekbaar.
```