Wanneer een werkgever een financiële vergoeding biedt aan een oudere werknemer om eerder met pensioen te gaan, is er sprake van een pseudo-eindheffing van 52%. Deze regeling voor vervroegde uittreding, die de periode overbrugt naar de start van een pensioen of AOW, kan ook gelden voor uitkeringen die een pensioenregeling aanvullen.
Let op! In verschillende handreikingen en uitspraken is verduidelijkt wanneer er sprake is van een RVU. Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs.
Vanaf 1 januari 2021 is er een tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing RVU. Dit houdt in dat werkgevers tot drie jaar vóór de AOW-leeftijd van een werknemer een bedrag aan deze werknemer kunnen geven zonder dat ze hierover de pseudo-eindheffing hoeven te betalen. Dit bedrag komt overeen met de jaarlijks vastgestelde drempelvrijstelling. Als de RVU-uitkering boven deze drempelvrijstelling uitkomt, is er wel 52% pseudo-eindheffing verschuldigd over het meerdere.
Jaar | Drempelvrijstelling bruto per maand |
---|---|
2021 | € 1.847 |
2022 | € 1.847 |
2023 | € 2.037 |
2024 | € 2.182 |
2025 | € 2.273 |
Let op! De tijdelijke versoepeling eindigt aan het eind van 2025. Er is overgangsrecht voor RVU-regelingen die uiterlijk per 31 december 2025 zijn overeengekomen, waardoor je in de jaren 2026 tot en met 2028 nog gebruik kunt maken van de drempelvrijstelling.
Volgens de Voorjaarsnota 2025 wordt de versoepeling van de pseudo-eindheffing RVU met drie jaar verlengd tot en met 2028. Ook is er budget gereserveerd voor de verhoging van de drempelvrijstelling. Daarnaast is er een mogelijke verlenging van de versoepeling vanaf 2029 in overweging genomen.
Om de verlenging van de versoepeling en de verhoging van de drempelvrijstelling te financieren, bevat de Voorjaarsnota 2025 plannen om de pseudo-eindheffing vanaf 2026 geleidelijk te verhogen tot 65% in 2028. Voor de jaren 2029 en 2030 lijkt deze heffing op 65% te blijven.
De voorstellen voor verlenging en verhoging zijn nog niet definitief. Het is de bedoeling om deze wijzigingen op te nemen in het Belastingplanpakket 2026, dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt gepresenteerd. Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer moeten daarna instemmen.
```