Het ging in deze zaak om een vrouw die als accountant werkte en door ziekte uitviel. Ze werd in 2017 ziek op het moment dat ze een uitkering ontving op basis van de WW. Het UWV kende haar vervolgens een arbeidsongeschiktheidsuitkering toe op basis van de Wet WIA. Ze kreeg een IVA-uitkering omdat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd bevonden.
Het UWV stelde het dagloon van de vrouw vast op basis van de dwingende regels zoals vastgelegd in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Hierbij wordt altijd gekeken naar het refertejaar, het jaar voorafgaand aan de eerste ziektedag. Dit resulteerde in het feit dat één maand WW-uitkering niet werd meegerekend, omdat deze pas in de volgende maand wordt uitbetaald. Hierdoor werd het dagloon berekend over elf maanden in plaats van twaalf, waardoor de IVA-uitkering lager uitviel. Het Dagloonbesluit Werknemersverzekering is bindend en laat geen afwijking toe. De werkneemster vond dat deze toepassing in haar geval oneerlijk was en verzocht om maatwerk.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB), die tot nu toe erg strikt was in haar beleid en geen afwijking van de dagloonregels toestond, is nu van gedachten veranderd en heeft het verzoek van de vrouw goedgekeurd. Volgens de CRvB vormt het dagloon in deze zaak geen eerlijke weerspiegeling van het loon in het refertejaar van twaalf maanden voor de arbeidsongeschiktheid. De CRvB heeft het gewijzigde standpunt van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in dit soort gevallen van groot belang geacht. De minister wil namelijk de wetgeving op dit punt aanpassen, omdat werknemers als gevolg van de vertraagde uitbetaling van de WW-uitkering een periode zonder inkomen hebben, waardoor hun dagloon lager uitvalt.
Het UWV moet op basis van deze uitspraak een nieuwe berekening maken waarin het loon over de maand WW-uitkering wordt meegenomen.
Let op! Deze zaak kan gevolgen hebben voor vergelijkbare situaties.