Ben jij een ondernemer die tijdens de coronacrisis te maken kreeg met een aanzienlijk omzetverlies? Dan bood de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) financiële tegemoetkoming. De NOW vergoedde een deel van jouw loonkosten en dit deel nam toe naarmate jouw omzetverlies groter was.
Vanaf maart 2020 werden de loonkosten vergoed door de NOW. Let op, de NOW had verschillende voorwaarden. Om in aanmerking te komen voor de NOW 3, waar deze zaak over gaat, moest jouw onderneming vóór 2 februari 2020 zijn gestart. Het omzetverlies werd bepaald door het vergelijken van jouw actuele omzet met een periode vóór de coronacrisis. Normaal gesproken was de referentieperiode de omzet in 2019.
In eerste instantie waren starters echter uitgezonderd van de NOW. Pas later in 2020 werd de regeling ook voor hen geopend. Houd er echter rekening mee dat de eerste referentieomzet de omzet was vanaf de eerste volledige kalendermaand tot en met 29 februari 2020. Dit betekende dat starters pas later gebruik konden maken van de NOW dan andere ondernemers.
In de zaak waarover we het hebben, was een ondernemer een horecagelegenheid gestart waarmee hij vanaf 5 mei 2020 omzet genereerde. Dit betekende dat de omzet in de referentieperiode, in 2019 dus, nihil was geweest en dat er dus geen sprake was van een omzetdaling. Daardoor kwam de ondernemer niet in aanmerking voor de NOW. Het ging in deze zaak om de NOW over het derde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021.
De CRvB, de rechterlijke instantie die onder andere beslist inzake ingesteld hoger beroep in NOW-geschillen, stelt in de uitspraak vast dat starters pas vanaf de subsidieperiode november en december 2021 een regeling kregen. Volgens de CRvB hebben starters hierdoor ten onrechte lange tijd geen recht gehad op de NOW. De CRvB acht dit onjuist en draagt de minister op deze zaak opnieuw te beoordelen, waarbij rekening gehouden moet worden met het standpunt van de CRvB in deze zaak.