In een rechtszaak die plaatsvond bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, bleek de directeur-grootaandeelhouder (dga) van een bv die gespecialiseerd was in nertsenvellen, een deel van zijn winst te hebben verstopt. Dit bedrag was op een buitenlandse bankrekening geplaatst, waarvan het saldo niet gemeld was aan de belastingdienst. De ontdekking leidde tot navorderingsaanslagen voor zowel de dga als zijn levenspartner, en zij kregen beiden vergrijpboetes opgelegd wegens opzet.
De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslagen voor zowel de dga als zijn partner rechtmatig waren. De partner beweerde dat ze niet op de hoogte was van de verzwegen inkomsten, maar dit speelde volgens de rechtbank geen rol. Volgens de wet wordt de winst altijd voor de helft aan beide partners toegerekend, tenzij anders aangegeven.
De rechtbank oordeelde echter dat de vergrijpboete voor de partner onterecht was. De inspecteur had niet kunnen bewijzen dat zij op de hoogte was van de buitenlandse bankrekening, die alleen op naam van de dga stond. Ook had ze geen betrokkenheid bij de bedrijfsvoering, administratie of haar eigen belastingaangifte.
De partner gaf aan pas van de verzwegen bankrekening op de hoogte te zijn geraakt na ontvangst van een brief van de inspecteur. Dit betekende dat niet aannemelijk was gemaakt dat ze vóór die correspondentie al op de hoogte was geweest en de inkomsten opzettelijk had verzwegen. Voor de dga lag dit anders; het was duidelijk dat hij op de hoogte was.
Daarom heeft de rechtbank de vergrijpboetes die aan de partner van de dga waren opgelegd, geschrapt.