Met de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) konden werkgevers tijdens de coronacrisis een subsidie krijgen voor de loonkosten bij een aanzienlijke omzetdaling. De hoogte van de subsidie werd bepaald door de loonkosten tijdens de subsidieperiode. Als de loonkosten op een latere peildatum lager waren, werd de subsidie verminderd. Op deze manier probeerde de overheid massale ontslagen bij dalende omzetten te voorkomen.
In dit geval had het administratiekantoor dat zich bezighield met de loonaangiftes de loonsom van een horeca-ondernemer op de peildatum verkeerd berekend. De fout werd na de peildatum hersteld. Toch werd de uiteindelijke NOW-subsidie gebaseerd op de foutieve loonsom op de peildatum. De ondernemer moest meer dan € 9.000 subsidie terugbetalen, wat neerkwam op ruim € 8.000.
De rechter vindt dit onterecht en is van mening dat er bij het terugvorderen van de subsidie een belangenafweging gemaakt had moeten worden. Het is namelijk belangrijk om in gedachten te houden dat er weliswaar een te hoge subsidie is verstrekt volgens de wet, maar dat dit in dit specifieke geval oneerlijk uitvalt.
Er is geen sprake van fraude, de loonsom is tijdens de subsidieperiode niet gedaald maar gelijk gebleven, en de fout is veroorzaakt door een derde partij. De rechtbank vindt dat de nadelige gevolgen voor de ondernemer onevenredig zijn en draagt de minister op om opnieuw te beslissen in deze zaak, rekening houdend met de uitspraak.