Als je in aanmerking wilt komen voor loonkostenvoordelen (LKV's), moet je voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moet je verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag je nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet je bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV's moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.
Er zijn vier verschillende soorten LKV's:
Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.
Je hebt recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij je in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden wordt de maximale termijn afgeschaft. Het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar.
Hoeveel loonkostenvoordeel je krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2024, die in 2025 worden uitbetaald, zijn:
Loonkostenvoordeel | Bedrag per verloond uur | Maximumbedrag per jaar |
Oudere werknemer | € 3,05 | € 6.000 |
Arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000 |
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden | € 1,01 | € 2.000 |
Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000 |
Je vraagt het loonkostenvoordeel aan in je aangifte loonheffingen door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvang je geen LKV. De aanvraag kun je doen zodra je een doelgroepverklaring van je werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan je werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt je werknemer aan bij het UWV. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze je gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen.
De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt je werknemer geen doelgroepverklaring meer en kun je geen aanspraak maken op het LKV.
Je krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar je voor je werknemers over het voorgaande jaar recht op hebt. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die je tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar hebt gedaan. Je kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van je loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van je loonkostenvoordelen ontvang je vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.
Het LKV voor oudere werknemers wordt stapsgewijs afgeschaft m.i.v. 1 januari 2024. Dit betekent dat voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 het LKV oudere werknemer per 1 januari 2025 wordt verlaagd naar € 1,35 per verloond uur (maximaal € 2.600 per jaar) en afgeschaft per 1 januari 2026. Voor dienstverbanden die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 gelden deze wijzigingen niet. Je houdt in die gevallen recht op LKV voor maximaal drie jaar tegen de huidige bedragen.
Komt een werknemer naast de doelgroepverklaring oudere werknemer ook in aanmerking voor de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer en treedt deze werknemer op of na 1 januari 2024 in dienst? Dan is het gunstiger als de werknemer de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer aanvraagt. De bedragen van het LKV arbeidsgehandicapte werknemer blijven ongewijzigd en ook de duur blijft maximaal 3 jaar. Je hebt in zo'n situatie recht op een hoger en langer doorlopend bedrag aan LKV dan wanneer de doelgroepverklaring oudere werknemer wordt aangevraagd.
Naast het schrappen van de maximale termijn voor het LKV banenafspraak zijn er nog een paar andere wijzigingen aangekondigd. De doelgroepverklaring voor het LKV banenafspraak wordt mogelijk afgeschaft. Je kunt dan in het doelgroepregister van het UWV zien welke werknemers tot de doelgroep behoren, de doelgroepverklaring is dan niet meer nodig.
Verder is het plan om de doelgroep van het LKV banenafspraak gelijk te trekken met de doelgroep van de banenafspraak. Dit betekent dat werkgevers straks ook het LKV banenafspraak kunnen krijgen voor werknemers van een Sociale Werkvoorziening (Wsw) die gedetacheerd zijn bij een reguliere werkgever. Wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt, kun je niet langer het LKV banenafspraak krijgen voor werknemers die scholingsbelemmerd zijn en niet tot de doelgroep banenafspraak behoren en ook niet meer voor Wajong-gerechtigden die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.
Op dit moment heb je recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer als de werknemer zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie gaat bekleden bij dezelfde werkgevers én daarnaast in de maand daaraan voorafgaand recht had op een WIA-uitkering. Deze voorwaarden worden gewijzigd. In de nieuwe vorm van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer heb je ook recht op dit loonkostenvoordeel als de werknemer in de wachttijd al (gedeeltelijk) is gaan werken, na de wachttijd recht op WIA-uitkering ontstaat en hij bij zijn werkgever blijft werken. De werknemer moet dan binnen drie maanden na afloop van de 104 weken wachttijd dan wel binnen drie maanden na ontvangst van de WIA-toekenning een doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV. Ook wordt de mogelijkheid ingevoerd om bij wisseling van werkgever het resterende recht op een loonkostenvoordeel mee te kunnen nemen. Hierdoor komen werkgevers voor meer werknemers in aanmerking voor dit loonkostenvoordeel.
Alle genoemde wijzigingen voor het LKV oudere werknemers, LKV banenafspraak en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer moeten nog worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer.
Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV), moet je aan de volgende voorwaarden voldoen:
Het LIV wordt afgeschaft per 1 januari 2025. In 2025 vindt nog wel de betaling plaats van het LIV over de verloonde uren in 2024.
Per 1 januari 2024 is de bovengrens van het uurlooncriterium van het LIV verlaagd naar 104% van het wettelijk minimumloon. Voor de vaststelling van het totale jaarloon tellen beloningen zoals bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk mee en zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon. Dit kan ertoe leiden dat het jaarloon te hoog is om voor het LIV in aanmerking te komen.
Geen onderdeel van het jaarloon zijn WGA-uitkeringen en werkgeversbetalingen van WAO-, WIA- en WW-uitkeringen. Dit zijn namelijk geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Ziektewetuitkeringen die door de eigenrisicodrager worden betaald en nabetalingen die de werkgever na afloop van de dienstbetrekking doet, tellen ook niet mee.
Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die je onderbrengt in je vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op het LIV.
Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. Het bedrag voor 2024 is € 0,49 per verloond uur, met een maximum van € 960 per werknemer per jaar (bij een 40-urige werkweek).
Je hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers je er recht op hebt. Het is erg belangrijk dat je het aantal verloonde uren in je loonaangifte dus goed invult. De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan je uit als uit je aangiften loonheffingen blijkt dat je er recht op hebt. Ook voor het LIV geldt: je krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en je kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar insturen. De definitieve berekening van het LIV ontvang je vóór 1 augustus.
Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1 januari 2024. Dit betekent dat je vanaf 2024 geen jeugd-LIV krijgt over de verloonde uren voor werknemers in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar die het minimumjeugdloon verdienen. In 2024 vindt nog wel de betaling plaats van het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023.
Voor werknemers met een arbeidsbeperking zijn er nog twee vormen van tegemoetkoming in de loonkosten: loonkostensubsidie en loondispensatie. Bij deze twee vormen draag je alleen de kosten voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.
Je kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt aan je uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kun je ook de aanvraag indienen. Door middel van een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze bedraagt ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie. Je ontvangt tevens een compensatie voor de premies werknemersverzekeringen, het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie, de loondoorbetaling tijdens vakantiedagen en andere werkgeverslasten. Deze compensatie bedraagt 23,5%. Een bijzondere vorm van de loonkostensubsidie is een forfaitaire loonkostensubsidie in het eerste halfjaar van een dienstverband van een werknemer. Dat houdt in dat je samen met de gemeente de mogelijkheid hebt om voor het eerste halfjaar van het dienstverband een loonkostensubsidie van 50% van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste halfjaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer.
Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kun je loondispensatie aanvragen bij het UWV. Je vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen aan de werknemer. Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon je aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris. Loondispensatie ontvang je minimaal een halfjaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde gaat verdienen als andere werknemers.