Een Nederlands transportbedrijf (bedrijf A) heeft sinds 2013 chauffeurs in dienst van een Cypriots bedrijf (bedrijf B). Hierdoor doet bedrijf A geen aangifte van loonheffingen in Nederland meer.
De Belastingdienst is van mening dat dit niet juist is, omdat het hier om een schijnconstructie (ook wel Cyprusconstructie genoemd) gaat, waarbij bedrijf A feitelijk de werkgever van de chauffeurs is. De Belastingdienst beschouwt bedrijf A met terugwerkende kracht als inhoudingsplichtige. Toen bedrijf A uiteindelijk aangifte begon te doen, maar deze niet betaalde, kreeg het naheffingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd wegens opzet en grove schuld. Dit leidde tot juridische procedures.
De rechtbank steunt het standpunt van de Belastingdienst en bedrijf A gaat in hoger beroep.
Het gerechtshof besluit dat de chauffeurs via payrolling door bedrijf B aan bedrijf A zijn uitgeleend. De inspecteur heeft niet bewezen dat er een dienstverband bestond tussen bedrijf A en de chauffeurs. In driehoeksrelaties zoals uitzenden en payrolling is het gebruikelijk dat de inlenende werkgever, in dit geval bedrijf A, ook het gezag uitoefent. Het hof concludeert dat de feitelijke situatie overeenkomt met payrolling, waarbij de inlener (bedrijf A) bepaalt of de uitlening van werknemers voortgezet wordt. Het is aan de uitlener/payroller (bedrijf B) om te bepalen wat dat betekent voor de arbeidsrelatie met de werknemer, terwijl de inlener daar geen invloed op heeft.
Het is ongewoon dat de payrollovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd, maar het gerechtshof vindt dit niet voldoende reden om aan te nemen dat er geen overeenkomst bestaat.
Het feit dat bedrijf B in andere juridische zaken (met StiPP, de SVB en de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg) ontkent een uitzend- of payrollorganisatie te zijn, doet hierbij niet ter zake.
Als resultaat vernietigt het gerechtshof alle opgelegde naheffingsaanslagen en boeten.