In een opmerkelijke rechtszaak die voor de rechtbank van Noord-Holland werd behandeld, ging het om een kunstenares die unieke beeldjes creëerde van zwangere vrouwen of enkel hun buiken. Voor het maken van deze kunstwerken gebruikte ze een 3D-printer en bewerkte ze de scans met digitale software, afgestemd op de wensen van haar klanten. De beeldjes werden vervaardigd uit diverse materialen, waaronder koper en staal, en werden door de kunstenares zorgvuldig afgewerkt na het printen.
Tijdens de rechtszaak lag de vraag op tafel of deze creaties als kunst bestempeld konden worden. De inspecteur gaf aan van niet, voornamelijk omdat de beeldjes niet volledig uit de handen van de kunstenares voortkwamen en bovendien een commercieel aspect bezaten.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat volgens de wetsgeschiedenis standbeelden en beeldhouwwerken in aanmerking komen voor het lage btw-tarief als ze voldoen aan de volgende voorwaarden:
Volgens de rechtbank voldeden de beeldjes aan deze criteria.
Er bestond geen twijfel dat het hier om originele kunstwerken ging. Eerdere jurisprudentie had reeds aangetoond dat de eis dat het kunstwerk volledig van de kunstenaar moet zijn, betekent dat massaproductie uitgesloten is. Het gebruik van een 3D-printer staat hier volgens de rechtbank niet in de weg, omdat elke vorm van kunst gebruikmaakt van bepaalde werktuigen.
De derde voorwaarde werd eveneens vervuld, omdat het kunstwerk geen commercieel karakter had. Dit is namelijk het geval wanneer een product, volgens maatschappelijke normen, sterke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke artikelen waarvoor het algemene btw-tarief geldt. Dit was in deze situatie niet van toepassing. De rechtbank gaf de kunstenares dan ook gelijk.