Volgens het kabinet zijn zelfstandigen momenteel onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Dit heeft te maken met de hoge premies van dergelijke verzekeringen, en vaak kunnen zelfstandigen omwille van hun leeftijd of een medische aandoening geen verzekering afsluiten.
Met de op handen zijnde Wet Baz wil men dat zelfstandigen verplicht verzekerd worden voor arbeidsongeschiktheid. Deze verplichte verzekering garandeert een uitkering voor zelfstandigen die, door langdurige ziekte, niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. De premie zal naar verwachting ongeveer 6,5% van de winst bedragen, met een maximum van € 195 per maand.
Let op! Zelfstandigen hebben volgens het voorstel ook de mogelijkheid om te kiezen voor een private AOV-verzekering. Dit geldt natuurlijk ook voor degenen die al een verzekering hebben. De premie en de hoogte van de uitkering moeten dan in ieder geval overeenkomen met de bedragen van de nieuwe verplichte verzekering. Daarnaast moet de uitkering doorlopen tot de AOW-leeftijd.
Let op! In het voorstel zijn dga's uitgezonderd van de verplichte verzekering. Ook zelfstandigen die inkomsten uit overige werkzaamheden hebben die niet als winst uit onderneming worden aangemerkt, vallen niet onder deze verplichting.
Er is vanuit diverse hoeken kritiek geuit op het wetsvoorstel. Hierbij gaat de kritiek vooral over het verplichte karakter van de verzekering en de gewenste uitzonderingen. Daarnaast zijn er zorgen over de hoogte van de premie, het vastgestelde arbeidsongeschiktheidscriterium en de duur van de wachttijd.
De Belastingdienst en het UWV hebben het wetsvoorstel beoordeeld als 'onuitvoerbaar' of 'onuitvoerbaar tenzij'. Dit komt onder andere door de koppeling van de verzekering en premie aan de winst uit onderneming. Bovendien benadrukken beide instanties dat ze onvoldoende capaciteit hebben om de Wet Baz te kunnen implementeren.
Er is besproken of er een uitzondering voor de agrarische sector mogelijk is. Dit lijkt technisch haalbaar, maar de vraag blijft of dit ook wenselijk is. De minister heeft gewezen op de potentieel ongewenste precedentwerking, de extra complexiteit en het risico van misbruik. Er is ook overleg gevoerd met de cultuursector over zorgen die daar leven met betrekking tot de stapeling van maatregelen.
De minister is van plan het wetsvoorstel aan te passen met als doel te komen tot een uitvoerbare, betaalbare en begrijpelijke verzekering. Hij verwacht dat het aangepaste voorstel in het derde kwartaal van 2025 aan de Tweede Kamer gepresenteerd kan worden.