Als we een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaan waarbij de einddatum op een kalenderdatum is bepaald, zijn we in principe gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst aan elkaar verbonden. Dit betekent dat we - tenzij er bijzondere omstandigheden zoals ontslag op staande voet zijn - niet tussentijds uit elkaar kunnen gaan.
Dit verandert als we een beding inzake tussentijdse opzegging overeenkomen. In dat geval kan jij met inachtneming van de geldende opzegtermijn het dienstverband tussentijds beëindigen.
Ook wij als werkgever hebben de mogelijkheid om in dat geval de arbeidsovereenkomst tussentijds te laten beëindigen, maar daarvoor moeten we afhankelijk van de ontslagreden naar het UWV voor een ontslagvergunning of naar de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden.
Daarnaast kunnen we het dienstverband ook in onderling overleg beëindigen, meestal vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst.
Kan een beding inzake tussentijdse opzegging ook later worden overeengekomen en zo ja, wat betekent dat voor jouw eventuele WW-rechten? Het UWV stelde dat een beding inzake tussentijdse opzegging alleen mag worden overeengekomen in een addendum op de arbeidsovereenkomst of vermeld moet zijn in de cao.
In andere woorden, volgens het UWV was het niet mogelijk om een dergelijk beding bijvoorbeeld op te nemen in een beëindigingsovereenkomst. In dat geval zou namelijk een uitsluitingsgrond voor het recht op WW gelden.
Let op! Uitsluitingsgronden zijn objectieve criteria waarmee het UWV bepaalt of het recht op WW-uitkering kan worden uitbetaald. Voorbeelden van uitsluitingsgronden zijn het niet in acht nemen van de geldende opzegtermijn, detentie en verblijf in het buitenland anders dan vakantie.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter, heeft geoordeeld dat in de WW met betrekking tot de uitsluitingsgrond bij tijdelijke contracten verwezen wordt naar de mogelijkheid in het Burgerlijk Wetboek om een beding inzake tussentijdse opzegging overeen te komen. Een dergelijk beding moet schriftelijk worden aangegaan. Er staat niet vermeld op welk moment. De conclusie van de CRvB is dat een dergelijk beding ook later nog kan worden opgenomen in een beëindigingsovereenkomst. Er is dan geen sprake van een uitsluitingsgrond.
Let op! Interessant is nog wel de vraag of er mogelijk al dan niet sprake is van benadeling van de werknemer. Immers, door mee te werken aan het op een later moment overeenkomen van een beding inzake tussentijdse opzegging draag je bij aan eerder werkloos worden dan wanneer je het contract zou hebben uitgediend. Dit argument was geen onderdeel van de zaak waarover de CRvB oordeelde. Het is dus nog afwachten hoe daarover in de toekomst mogelijk nog wordt geoordeeld.