Als je overlijdt en je hebt een levensverzekering, dan ontvangen je nabestaanden een uitkering. Een voorbeeld: stel dat je getrouwd bent en samen met je echtgenoot/echtgenote een huis bezit. Na jouw overlijden ontvangt je echtgenoot/echtgenote een uitkering van € 400.000 van de levensverzekering. Dit bedrag is bedoeld om de hypotheekschuld af te lossen en is ook hiervoor gebruikt.
Als je een testament hebt, kan er sprake zijn van de wettelijke verdeling. In dit geval worden je kinderen en stiefkinderen erfgenamen. Volgens het testament ontvangt je echtgenoot/echtgenote 1% van de nalatenschap en de kinderen samen 99%.
Bij de wettelijke verdeling erft de echtgenoot/echtgenote alle bezittingen en betaalt hij/zij alle schulden van de nalatenschap. De kinderen krijgen een geldvordering op de echtgenoot/echtgenote.
Soms ontstaat er discussie over de omvang van de geldvorderingen van de kinderen. Bijvoorbeeld als er een levensverzekering is. In een specifieke zaak kregen de kinderen aanvankelijk ieder een geldvordering van € 4.450. Zij waren echter van mening dat de uitkering van € 400.000 ook moest worden meegerekend. Na een beroepsprocedure kregen de kinderen gelijk en werd de nalatenschap verhoogd met de helft van de uitkering, wat neerkomt op € 200.000. Hierdoor kregen zij uiteindelijk een geldvordering van € 59.454,20 per persoon.
Maar de (stief)moeder diende vervolgens met succes een cassatie in. Volgens de Hoge Raad telt de levensverzekering niet mee bij de vaststelling van de geldvorderingen van de kinderen, omdat de (stief)moeder de begunstigde van de levensverzekering is. De uitkering is haar privévermogen en valt buiten de nalatenschap.
De zaak wordt nu doorverwezen naar een ander gerechtshof voor verdere behandeling en beslissing. Het gerechtshof zal de geldvorderingen van de kinderen vaststellen zonder rekening te houden met de levensverzekering. De uitkering blijft eigendom van de (stief)moeder.