Het kabinet vermoedt dat in te veel gevallen de inzet van zzp'ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp'er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.
Zowel in het handhavingsplan arbeidsrelaties 2023 als in de perspectiefnota zijn onder meer de al eerder door het kabinet aangekondigde drie lijnen opgenomen waarlangs het kabinet de balans wil herstellen:
Als de Belastingdienst constateert dat sprake is van een dienstbetrekking, zal deze alleen bij kwaadwillendheid correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes opleggen in 2024.
Het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst in alle andere gevallen alleen een aanwijzing geeft die je moet opvolgen. Meestal krijg je drie maanden de tijd om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de loonaangifte. Je kunt ook kijken of je de arbeidsrelatie anders kunt vormgeven, zodat er sprake is van werken buiten dienstbetrekking.
Het handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 geeft verdere invulling aan de plannen om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen. Het handhavingsplan 2025 zal hoogstwaarschijnlijk worden getiteld als 'Handhaven zonder handhavingsmoratorium' gezien de ambitie om het moratorium op te heffen per 1 januari 2025.
Het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 betekent dat de Belastingdienst vanaf die datum bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie niet langer beperkt zal zijn tot het geven van een aanwijzing. De Belastingdienst kan vanaf die datum in alle gevallen weer correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en mogelijk boetes opleggen. Onze adviseurs helpen je graag bij deze lastige beoordeling in de praktijk.
De Belastingdienst heeft ook richtlijnen opgesteld voor medewerkers van de Belastingdienst met betrekking tot de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en het bestaan van een dienstbetrekking voor omzetbelasting en inkomstenbelasting. Over het algemeen komen deze richtlijnen neer op het volgende: