De HIR is een faciliteit waarbij u de boekwinst bij verkoop van een bedrijfsmiddel reserveert en deze afboekt op een ander aan te schaffen bedrijfsmiddel. De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel wordt daardoor verlaagd met de HIR, wat betekent dat u er minder op kunt afschrijven. Zodoende betaalt u toch belasting over de boekwinst, maar nu gespreid.
In bovengenoemde zaak boog de rechtbank zich eerst over de vraag of fosfaatrechten wel aangemerkt kunnen worden als bedrijfsmiddel. Volgens de rechtbank is dit het geval. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat ook onlichamelijke zaken, zoals octrooien, een bedrijfsmiddel kunnen zijn. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor fosfaatrechten.
De inspecteur probeerde de vorming van een HIR op de verkoopwinst van de fosfaatrechten verder nog te voorkomen door aan te geven dat de belastingplichtige het voornemen had de fosfaatrechten niet te gebruiken. Volgens de inspecteur was het doel slechts de rechten te verkopen. De rechtbank ging hierin niet mee, omdat uit de feiten bleek dat het teruglopen van de veestapel voortvloeide uit de bedrijfsuitoefening. De intentie om een melkveehouderij te exploiteren en zelfs uit te breiden was er wel degelijk geweest en dus was de vorming van een HIR toegestaan.