Een recent arrest van het gerechtshof in Den Bosch laat zien dat iemand in te goeder trouw kan handelen. Het Hof kwam tot deze conclusie aan de hand van de feiten. De man in kwestie was er terecht van uitgegaan dat het UWV zijn verplichtingen met betrekking tot inhoudingen had nagekomen. Aangezien het om een relatief klein bedrag van ongeveer € 60 per maand ging, viel deze fout niet direct op. Bovendien ontving deze man geen reguliere loonstroken of jaaropgaven.
Volgens het Hof is het redelijk dat in deze omstandigheden de Belastingdienst het risico draagt. Tevens is het mogelijk voor het UWV om de verschuldigde loonheffing bij henzelf te naheffen. Het Hof heeft geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat het UWV deze belasting wellicht op de uitkeringsgerechtigde zal verhalen. Ook de vraag of deze persoon in dat geval de betaling kan voldoen, is buiten beschouwing gelaten, aangezien het UWV hierover beslist.
Na een zorgvuldige afweging van alle omstandigheden, concludeert het Hof dat de gevolgen van de fout van het UWV niet voor rekening van de uitkeringsgerechtigde mogen komen. Dit houdt in dat, volgens het evenredigheidsbeginsel, de aanslagen niet kunnen blijven bestaan. Dit beginsel stelt namelijk dat de ongunstige gevolgen van een besluit niet onevenredig zwaar mogen zijn.