17 september 2025 — 6 minuten

De Beste 10 Belastingplannen voor 2026

Let op! Een aantal van de wijzigingen die hieronder worden besproken, moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer.

1. Werkgevers gaan 12% heffing betalen op fossiele personenauto van de zaak

Prinsjesdag

Vanaf 1 januari 2027 ben jij als werkgever verplicht om een pseudo-eindheffing van 12% te betalen wanneer je een fossiele personenauto met CO2-uitstoot beschikbaar stelt aan een werknemer voor privégebruik en/of woon-werkverkeer. Deze maatregel is bedoeld om de overstap naar elektrisch vervoer te versnellen in lijn met de klimaatdoelen voor 2030. Volledig elektrische voertuigen en auto’s die alleen voor zakelijke doeleinden worden gebruikt, zijn uitgezonderd van deze regeling.

Let op! Woon-werkverkeer wordt expliciet als privégebruik beschouwd. Dit wijkt af van de berekening van de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak!

Dus vanaf 1 januari 2027 dien je maandelijks de pseudo-eindheffing te berekenen. Deze heffing mag je elke maand voldoen, maar je kunt er ook voor kiezen om te wachten met afdragen tot het tweede loonaangiftetijdvak in 2028. Belangrijk: de heffing mag niet doorberekend worden aan de werknemer. Een eigen bijdrage van de werknemer voor privégebruik heeft geen invloed op de hoogte van de heffing.

Let op! Tot 17 september 2030 is er geen pseudo-eindheffing verschuldigd voor personenauto’s die vóór 1 januari 2027 aan werknemers zijn ter beschikking gesteld. Na deze datum geldt de heffing voor alle fossiele personenauto’s met privégebruik.

2. Wijzigingen box 3: hoger rendement, lager vrijgesteld vermogen

Het kabinet voert in 2026 een aantal belangrijke wijzigingen door in de box 3-regeling als voorbereiding op een nieuw systeem dat gebaseerd is op werkelijk rendement. Het nieuwe stelsel gaat in op 1 januari 2028. Hier zijn de belangrijkste ontwikkelingen per 1 januari 2026:

  • Het forfaitaire rendement voor overige bezittingen stijgt van 6% naar 7,78%. Deze stijging van 1,78% is bedoeld om de verwachte budgettaire derving door de latere invoering van het nieuwe systeem (2028 in plaats van 2026) te dekken.
  • Ook het heffingsvrije vermogen daalt van € 57.684 naar € 51.396 per persoon, waardoor meer belastingplichtigen belasting in box 3 gaan betalen.
  • De regels rondom het tegenbewijs van daadwerkelijk rendement worden aangescherpt. Dit moet belastingontwijking via obligaties met aangegroeide rente tegengaan. Aankopen na 25 augustus 2025 vallen onder strengere voorwaarden.
  • De leegwaarderatio wordt beperkt: verhuur aan gelieerde partijen tegen niet-marktconforme huur valt voortaan buiten deze regeling.

3. Diverse wijzigingen in tarieven

Voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd daalt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). Het tarief in de tweede schijf stijgt van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026), terwijl de derde schijf ongewijzigd blijft op 49,50%. Voor ouder dan de AOW-leeftijd geldt een verlaging in de eerste schijf van 17,92% (2025) naar 17,80% (2026), met een lichte stijging van de tweede schijf en een constante derde schijf.

Bovendien worden de schijflengtes in box 1 van de inkomstenbelasting aangepast door beperkte indexatie. Vanaf een inkomen van € 79.137 wordt het hoogste tarief van 49,50% van toepassing.

Om werken aantrekkelijker te maken, neemt de maximale arbeidskorting toe van € 5.599 (2025) naar € 5.712 (2026).

Daarnaast stijgt de maximale algemene heffingskorting licht, van € 3.068 naar € 3.115. Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd stijgt deze van € 1.536 naar € 1.554, en de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting gaat van € 2.986 naar € 3.032. Ook de ouderenkorting en de alleenstaandeouderkorting nemen toe.

Voor ondernemers daalt de zelfstandigenaftrek van € 2.470 naar € 1.200, wat aansluit bij het beleid om fiscale voordelen voor zelfstandigen af te bouwen. De mkb-winstvrijstelling blijft op 12,70% staan.

4. Versoepeling rapportageplicht personenmobiliteit

De rapportageverplichting voor werkgebonden personenmobiliteit (WPM) geldt alleen nog voor bedrijven met 250 of meer werknemers. Voorheen gold deze verplichting vanaf 100 werknemers, maar op Prinsjesdag is bekendgemaakt dat de grens verhoogd wordt naar 250 werknemers.

5. Aanscherping fietsregeling

Sinds 1 januari 2020 geldt er een bijtelling van 7% (minus de eventuele eigen bijdrage van de werknemer) voor een fiets van de zaak die ook privé wordt gebruikt. Deze bijtelling wordt verplicht zodra de fiets voor woon-werkverkeer wordt ingezet. Het kabinet stelt voor om deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aan te passen. Als de fiets niet of maximaal 10% bij het woon- of verblijfadres van de werknemer wordt gestald, is de bijtelling nihil. Dit voorkomt onterecht belastingheffing bij bijvoorbeeld hubfietsen of campusfietsen. Deze regeling is ook van toepassing voor IB-ondernemers.

Let op! Als de fiets meer dan 10% bij het woon- of verblijfadres gestald wordt, dan geldt de reguliere bijtelling van 7%.

6. Introductie van 8%-tarief overdrachtsbelasting in 2026

In 2026 komen er vier tarieven voor de overdrachtsbelasting. Het standaardtarief van 2% geldt voor woningen die de koper zelf als hoofdverblijf gebruikt. Starters onder de 35 kunnen onder voorwaarden een vrijstelling van 0% toepassen bij de aankoop van een woning met een marktwaarde tot € 555.000. Voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen, wordt er een nieuw tarief van 8% ingevoerd. Dit geldt voor beleggingsobjecten, vakantiewoningen en verhuurde woningen.

Let op! Voor niet-woningen blijft het tarief 10,4%. Dit betreft commercieel vastgoed, bedrijfspanden en ongebouwde grond.

7. Btw op cultuur, media en sport blijft 9%

Het kabinet heeft besloten het verlaagde btw-tarief van 9% voor cultuur, media en sport te handhaven. De eerder aangekondigde verhoging naar 21% per 1 januari 2026 is dus van de baan. Het behoud van dit lage tarief kost structureel € 1,3 miljard, wat gedekt wordt door de inflatiecorrectie op de inkomsten- en loonbelasting te beperken.

Let op! Voor logiesverstrekkers, zoals hotels en B&B’s, geldt vanaf 1 januari 2026 wel het algemene tarief van 21%. Deze btw-verhoging wordt dus niet teruggedraaid.

8. Structurele regeling vervroegd uittreden vanaf 2026

De tijdelijke RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel voortgezet. Werknemers kunnen onder voorwaarden tot drie jaar voor de AOW-leeftijd stoppen met werken terwijl ze een uitkering ontvangen. Als de uitkering binnen het drempelbedrag blijft, betaalt de werkgever geen pseudo-eindheffing van 52%.

Tevens zal het drempelbedrag met € 300 bruto per maand stijgen en jaarlijks mee-indexeren met het minimumloon. In 2025 is de RVU-drempelvrijstelling vastgesteld op € 2.273 per maand.

De pseudo-eindheffing voor bedragen boven de RVU-drempelvrijstelling zal ook toenemen. Huidig geldt er nog een heffing van 52%, maar dit stijgt naar 57,7% in 2026, 64% in 2027 en 65% vanaf 2028.

9. Beperking fiscaal voordeel groene beleggingen

Groen beleggen biedt nu fiscaal voordeel via een vrijstelling in box 3, samen met een heffingskorting van 0,1% over het vrijgestelde bedrag. Deze regeling geldt voor beleggingen in erkende groenfondsen die duurzame projecten ondersteunen.

Vanaf 1 januari 2025 wordt dit voordeel al geleidelijk afgebouwd. In 2025 is de vrijstelling nog € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners). In 2026 blijft de vrijstelling bestaan, maar in 2027 bedraagt deze nog slechts € 200 (€ 400 voor partners). De regeling wordt hierdoor in feite afgeschaft.

Hoewel de heffingskorting in 2027 formeel blijft bestaan, is het effect marginaal door de lage 0,1%. Eigenlijk zou het fiscale voordeel per 1 januari 2027 verdwijnen, maar door uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst verschuift de definitieve afschaffing naar 1 januari 2028.

10. Verduidelijking erf- en schenkbelasting

Er zijn vier maatregelen gepresenteerd op Prinsjesdag 2025 met betrekking tot erf- en schenkbelasting, bedoeld om onduidelijkheden te verminderen en oneerlijke situaties te voorkomen. De voorgestelde maatregelen zijn:

  • Schenkingen die binnen 180 dagen voor een overlijden plaatsvinden, worden vanaf 1 januari 2026 alleen via de erfbelasting belast, niet meer met schenkbelasting. Hierdoor wordt dubbele aangifteoverbodig.
  • Biologische kinderen zonder juridische erkenning worden vanaf 2026 gelijkgesteld aan juridisch erkende (biologische) kinderen voor erf- en schenkbelasting. Hierdoor kunnen zij profiteren van het kindertarief en de kindvrijstelling, mits het biologische ouderschap met een DNA-test kan worden aangetoond. Vóór 2026 kan ook een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan voor toepassing van het kindertarief.
  • Bij huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen (bijvoorbeeld 90/10) wordt alles boven 50% onderhevig aan erf- of schenkbelasting. Huwelijkse voorwaarden die voor 16 september 2025 om 16.00 uur zijn afgesloten, worden uitgezonderd van deze maatregel, op voorwaarde dat ze later niet meer worden aangepast.
  • De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van 8 naar 20 maanden na overlijden. De belastingrente begint pas te lopen vanaf de 21e maand, wat meer tijd biedt voor een correcte aangifte en het risico op uitstelverzoeken en bezwaarprocedures vermindert.

Recente items

Blijf op de hoogte

Wil je altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws omtrent financiën en accountancy?
Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief en mis niets.

Aanmelden nieuwsbrief

Wilt u onze nieuwsbrief niet meer ontvangen? dan kunt u zich hier uitschrijven.