Let op!In dit artikel worden de overheidsvoorstellen uiteengezet die binnenkort in de Tweede en Eerste Kamer worden besproken. Tenzij anders aangegeven, zullen de voorgestelde maatregelen ingaan op 1 januari 2026.
Vanaf 1 januari 2027 moet je als werkgever een pseudo-eindheffing van 12% betalen als je een auto met CO2-uitstoot ter beschikking stelt aan een werknemer voor privégebruik en/of woon-werkverkeer. Dit beleid heeft als doel de overgang naar elektrische auto’s te versnellen, in lijn met de klimaatdoelen voor 2030. Volledig elektrische voertuigen en auto’s die alleen voor zakelijke doeleinden worden gebruikt, vallen buiten deze regeling.
Let op!Woon-werkverkeer wordt expliciet als privégebruik geklasseerd, wat verschilt van de berekening van de bijtelling voor privégebruik van een bedrijfsauto!
Je moet vanaf 1 januari 2027 de pseudo-eindheffing maandelijks berekenen. Je kunt deze heffing per maand betalen, maar je mag ook wachten tot de tweede loonbelastingperiode in 2028 om te betalen. Je kunt de heffing niet doorberekenen aan de werknemer. Een persoonlijke bijdrage van de werknemer voor privégebruik heeft geen invloed op het bedrag van de heffing.
Let op!Tot 17 september 2030 geldt er geen pseudo-eindheffing voor auto’s die vóór 1 januari 2027 aan werknemers zijn ter beschikking gesteld. Na deze datum zal de heffing van toepassing zijn op alle fossiele brandstofauto's die voor privédoeleinden worden gebruikt.
Vanaf 1 januari 2026 voert de overheid verschillende wijzigingen door in het huidige box 3-regime ter voorbereiding op het nieuwe systeem op basis van werkelijke rendementen, dat op 1 januari 2028 in werking moet treden. Hier zijn de belangrijkste punten:
Voor belastingplichtigen jonger dan de staatspensionering leeftijd zal het tarief in de eerste schijf licht dalen van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). De tweede schijf stijgt licht van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). De derde schijf blijft ongewijzigd (49,50%). Voor belastingplichtigen ouder dan de staatspensionering leeftijd, zal de eerste schijf dalen van 17,92% (2025) naar 17,80% (2026). De tweede schijf stijgt iets van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026), en ook de derde schijf blijft ongewijzigd (49,50%).
Bovendien zullen de schijfgrenzen in box 1 van de inkomstenbelasting wijzigen onder beperkte indexatie. Het hoogste tarief van 49,50% geldt voor inkomens boven € 79.137.
Om werken aantrekkelijker te maken, wordt de maximale arbeidskorting verhoogd van € 5.599 (2025) naar € 5.712 (2026).
De maximale algemene heffingskorting stijgt licht van € 3.068 naar € 3.115 (voor belastingplichtigen ouder dan de staatspensionering van € 1.536 naar € 1.554). Ook de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting stijgt van € 2.986 naar € 3.032. De ouderen- en alleenstaande-ouderkorting zullen ook licht stijgen.
Voor ondernemers zal de zelfstandigenaftrek dalen van € 2.470 naar € 1.200; dit is in lijn met het beleid om belastingvoordelen voor zelfstandigen geleidelijk af te bouwen. Dit betekent dat de belastingvoordeel voor zelfstandigen verder afneemt. De MKB-winstvrijstelling blijft ongewijzigd op 12,70%.
De rapportageplicht voor werkgerelateerd persoonlijk vervoer (WPM) geldt nu alleen voor bedrijven met 250 of meer werknemers. Voorheen gold deze verplichting voor bedrijven met 100 of meer werknemers, maar op Prinsjesdag werd aangekondigd dat de drempel voor de verplichting zou worden verhoogd naar 250 werknemers.
Vanaf 1 januari 2020 geldt er een extra belastingverplichting van 7% (minus eventuele persoonlijke bijdrage van de werknemer) voor een bedrijfsfiets die een werknemer ook privé gebruikt. Deze extra belastingverplichting is verplicht zodra de fiets voor woon-werkverkeer wordt gebruikt. De overheid stelt voor om deze regeling met terugwerkende kracht te wijzigen vanaf 1 januari 2020. Als de fiets niet meer dan 10% van de tijd thuis of op het woonadres van de werknemer wordt gestald, is de extra belastingverplichting nihil. Dit betekent dat er geen loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is. Hiermee voorkomt men ongewilde belastingheffing in het geval van bijvoorbeeld hub-fietsen of campusfietsen. Deze regeling geldt ook voor ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen.
Let op!Als de fiets meer dan 10% van de tijd bij de werknemer thuis of op het woonadres wordt gestald, geldt de reguliere extra belastingverplichting van 7%.
Vanaf 1 januari 2026 zullen er vier tarieven voor de overdrachtsbelasting gelden (al aangenomen in 2024). Het standaardtarief van 2% geldt voor woningen die de koper als hoofdverblijf gebruikt. Starter-kopers onder de 35 jaar kunnen onder bepaalde voorwaarden een 0% vrijstelling aanvragen bij de aankoop van een woning met een marktwaarde tot € 555.000 (2026). Voor woningen die niet als hoofdverblijf worden gebruikt, zal er vanaf 2026 een nieuw tarief van 8% gaan gelden. Dit betreft investeringspanden, vakantiewoningen, woningen voor kinderen of huurwoningen.
Let op!Het tarief voor niet-residentiële panden blijft 10,4%. Dit geldt voor commercieel vastgoed, bedrijfspanden en onbebouwde grond.
De overheid heeft besloten om het verlaagde btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport in stand te houden. De verhoging naar 21% op 1 januari 2026, die eind 2024 was aangenomen, wordt dus geschrapt. Het handhaven van het lage tarief kost structureel € 1,3 miljard, wat door de overheid wordt gedekt door de inflatiecorrectie op de inkomsten- en loonbelasting te beperken.
Let op!Het algemene tarief van 21% zal echter vanaf 1 januari 2026 wél van toepassing zijn op accommodatiefaciliteiten (zoals hotels en B&B's). Deze aangenomen btw-verhoging wordt dus niet teruggedraaid.
De tijdelijke vrijstelling van de RVU-grens zal vanaf 2026 structureel worden voortgezet. Dit stelt werknemers – onder bepaalde voorwaarden – in staat om tot drie jaar vóór de staatspensionering te stoppen met werken en een uitkering te ontvangen. Als die uitkering binnen het grensbedrag blijft, hoeft de werkgever geen pseudo-eindheffing van 52% te betalen.
Naast de voortzetting van de regeling zal het grensbedrag ook met € 300 bruto per maand worden verhoogd, en dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd in lijn met het minimumloon. In 2025 zal de RVU-grensvrijstelling € 2.273 per maand zijn.
De pseudo-eindheffing die betaald wordt op bedragen boven de RVU-grensvrijstelling zal ook stijgen. Boven dit drempelbedrag geldt momenteel een pseudo-eindheffing van 52%, maar dit zal in 2026 stijgen naar 57,7%, naar 64% in 2027, en naar 65% vanaf 2028.
Groene investeringen leveren momenteel een belastingvoordeel op via een vrijstelling in box 3. Daarnaast geldt een belastingkorting van 0,1% op het vrijgestelde bedrag. Deze regeling is van toepassing op investeringen in erkende groene fondsen die duurzame en innovatieve projecten financieren.
Dit voordeel wordt sinds 1 januari 2025 al geleidelijk afgebouwd. In 2025 bedraagt de vrijstelling € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners). In 2026 blijft de vrijstelling bestaan, maar in 2027 is deze slechts € 200 (€ 400 voor partners). De regeling wordt dus effectief afgeschaft.
De belastingkorting blijft formeel bestaan in 2027, maar het effect zal marginaal zijn door het percentage van 0,1%. Het belastingvoordeel zou eigenlijk op 1 januari 2027 moeten worden afgeschaft, maar door implementatieproblemen bij de Belastingdienst is de definitieve afschaffing uitgesteld naar 1 januari 2028.
Vier maatregelen met betrekking tot erf- en schenkbelasting zijn gepresenteerd op Prinsjesdag 2025. De doelstelling van de overheid is om de fiscale praktijk te verduidelijken en onbillijke situaties te voorkomen. De voorgestelde maatregelen zijn: