Herzieningsregeling voor Investeringen

Bij de investeringen in zowel roerende als onroerende goederen is er nu al een herzieningsregeling van kracht. Deze regeling houdt in dat het gebruik van roerende investeringsgoederen gedurende vier jaar en het gebruik van onroerende investeringsgoederen gedurende negen jaar na de ingebruikname wordt gemonitord.

Als je het gebruik van het investeringsgoed wijzigt wat betreft btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties binnen deze periode, kan dat gevolgen hebben voor de btw-aftrek. Dit kan betekenen dat de eerder afgetrokken btw herzien moet worden. Wijzig je het gebruik van btw-belast naar btw-vrijgesteld? Dan kan het zijn dat je btw moet terugbetalen. Omgekeerd kun je wellicht btw terugvragen als het gebruik verandert van btw-vrijgesteld naar btw-belast.

Investering in Diensten

Tot nu toe is er geen herzieningsregeling voor investeringsdiensten aan onroerende zaken. Het kabinet beschouwt dit in bepaalde situaties als ongewenst. Zo komt het voor dat woningen ingrijpend worden verbouwd en de volledige btw in aftrek wordt gebracht omdat de woningen een korte tijd btw-belast worden verhuurd. Als deze woningen vervolgens btw-vrijgesteld worden verhuurd, wordt de btw-aftrek niet herzien.

Let op! Over het algemeen is de verhuur van een ongemeubileerde woning btw-vrijgesteld, behalve in specifieke short-stay-situaties waarbij de verhuur met 9% btw-belast is. Niet elke verhuur van woningen is dus btw-belast. Voor meer informatie kun je terecht bij een van onze adviseurs.

Voorgestelde Herziening voor Investering Diensten

Op Prinsjesdag 2024 werd het voorstel gepresenteerd om vanaf 1 januari 2026 een btw-herzieningsregeling in te voeren voor investeringsdiensten. Dit voorstel houdt in dat investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 exclusief btw, worden gevolgd in het jaar van gebruikname plus de vier daaropvolgende jaren. Als er in die periode een wijziging plaatsvindt in het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien.

Wat zijn Investering Diensten?

De btw-herzieningsregeling geldt niet voor elke dienst aan een onroerende zaak. Het betreft investeringsdiensten die een meerjarige functie hebben. Denk hierbij aan het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van onroerende zaken. Ook met verbouwingen samenhangende sloopwerkzaamheden vallen hieronder.

Let op! Materialen, installaties, machines en gereedschappen die integreren in de dienst en na installatie hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst.

Minimale Drempel € 30.000

Om in aanmerking te komen voor de btw-herzieningsregeling moet de investeringsdienst minimaal € 30.000 (exclusief btw) bedragen. Deze beoordeling vindt per afzonderlijke dienst plaats. Als bijvoorbeeld een schilder voor € 25.000 (exclusief btw) de buitenkozijnen van een gebouw schildert en een elektricien voor € 10.000 (exclusief btw) werkzaamheden binnen het gebouw verricht, is de btw-herzieningsregeling niet van toepassing. Beide diensten blijven namelijk onder de € 30.000-grens.

Let op! Volgens de toelichting bij het Belastingplan 2025 zal een dienst die kunstmatig is opgesplitst in meerdere diensten als één dienst worden beschouwd.

Alleen voor Investering Diensten vanaf 1 Januari 2026

De btw-herzieningsregeling geldt slechts voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Maak je gebruik van deze investeringsdiensten vóór 1 januari 2026, dan valt deze regeling niet op jou van toepassing.

Als je de ingebruikname vóór 1 januari 2026 plant, kan dat verstandig zijn, zeker als de voorgestelde regeling leidt tot een verplichting tot terugbetaling van afgetrokken btw. Echter, wanneer het gebruik van jouw onroerend goed verandert van btw-vrijgesteld naar (gedeeltelijk) btw-belast, kan de voorgestelde regeling ook voordelig uitpakken. In dat geval heb je recht op meer btw-aftrek, en kan het voordelig zijn om de ingebruikname van de investeringsdienst uit te stellen tot 2026.

Let op! Dit voorstel maakt deel uit van het Belastingplan 2025, dat nog goedgekeurd moet worden door zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Het is dus nog niet definitief.