Een maatschap heeft overeenkomsten gesloten met diverse tandartspraktijken in de regio. Hierin is afgesproken dat de maatschap buiten de reguliere openingstijden tandheelkundige spoedbehandelingen uitvoert voor patiënten van deze tandartspraktijken. Voor deze dienstverlening betalen de tandartspraktijken jaarlijks een vergoeding van € 1.000 per tandarts die in de praktijk werkzaam is. Daarnaast ontvangt de maatschap een vergoeding voor iedere behandeling, waarbij patiënten direct na hun behandeling aan de maatschap betalen.
De maatschap is van mening dat de jaarlijkse vergoeding btw-vrijgesteld is, omdat de dienst die ze aanbieden onderdeel is van de tandheelkundige behandeling van de patiënt of hieraan gerelateerd is. De Belastingdienst is het hier echter niet mee eens en beschouwt deze als een zelfstandige dienst die niet voldoet aan de voorwaarden voor de btw-vrijstelling in de medische sector.
Het gerechtshof oordeelt in lijn met de Belastingdienst en constateert dat er sprake is van een zelfstandige dienst. Bij de twee diensten zijn namelijk twee verschillende afnemers te onderscheiden: de patiënt is de afnemer van de tandheelkundige behandeling, terwijl de tandartspraktijk de afnemer van de spoedwaarnemingsdienst is. Hierdoor moeten de diensten los van elkaar worden beoordeeld. Vanwege de verschillende afnemers kan niet worden gesteld dat de spoedwaarnemingsdienst bijkomstig is aan de tandheelkundige behandeling.
Partijen zijn het erover eens dat de tandheelkundige behandeling een btw-vrijgestelde geneeskundige dienst is. Dit geldt echter niet voor de spoedwaarnemingsdienst. Het gerechtshof oordeelt dat de vergoeding voor deze dienst feitelijk wordt betaald voor de beschikbaarheid voor spoedwaarneming. Deze dienst bevat geen zorgcomponent en kan derhalve niet profiteren van de medische btw-vrijstelling. De vergoeding is daarom btw-belast.