Er is een voorstel om een pseudo-eindheffing van 52% in te voeren in de loonbelasting. Deze heffing geldt voor werkgevers die vanaf 2027 een werknemer een auto van de zaak met een CO2-uitstoot groter dan nul aanbieden, die ook privé gebruikt mag worden. Hoewel de details nog verder uitgewerkt moeten worden, lijkt het erop dat deze maatregel alleen van toepassing is op nieuwe auto’s, die voor het eerst geregistreerd zijn vanaf 1 januari 2027.
Let op! De 52% pseudo-eindheffing is een extra kostenpost voor werkgevers. De reguliere bijtelling voor de auto van de zaak, die van toepassing is wanneer de auto ook privé gereden wordt, blijft gewoon bestaan.
De zogenaamde 52% pseudo-eindheffing wordt berekend over de grondslag van de bijtelling voor de bedrijfsauto. Dit houdt in dat 52% van 22% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en bpm) in aanmerking komt. In tegenstelling tot de gewone bijtelling wordt bij deze berekening geen rekening gehouden met een eventuele eigen bijdrage van de werknemer.
Werkgevers moeten de pseudo-eindheffing per aangiftetijdvak voldoen. Als een werkgever bijvoorbeeld maandelijks aangifte loonbelasting doet, moet deze elke maand 1/12 deel van 52% over 22% van de cataloguswaarde betalen (inclusief btw en bpm).
De 52% pseudo-eindheffing geldt niet als de auto van de zaak een CO2-uitstoot van nul heeft. Dit betekent dat volledig elektrische en waterstofvoertuigen niet onder deze heffing vallen.
Deze pseudo-eindheffing is alleen van toepassing als de auto van de zaak ook voor privégebruik ter beschikking wordt gesteld. Een bestelauto, die niet voor privédoeleinden mag worden gebruikt en waar geen bijtelling voor geldt, blijft buiten de pseudo-eindheffing.
De pseudo-eindheffing geldt uitsluitend voor werkgevers. Dit houdt in dat als een bv een auto van de zaak beschikbaar stelt aan een directeur-grootaandeelhouder (dga), deze bv ook onder de heffing valt. Zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) hebben echter geen last van deze heffing.
Het voorstel is nog niet definitief. De bedoeling is om deze maatregel op te nemen in het Belastingplanpakket 2026, dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer gepresenteerd wordt. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer moeten daarna nog instemmen met deze maatregel.