In het jaar 2025 wordt er bij investeringen en andere bezittingen uitgegaan van een verondersteld rendement van 5,88%. Dit rendement valt onder een belastingtarief van 36%.
Een rechtszaak bij de rechtbank in Den Haag had betrekking op een belastingplichtige die actief was in cryptovaluta. De Belastingdienst ontdekte dat deze belastingplichtige een buitenlandse bankrekening had, waaruit bleek dat er ongeveer € 350.000 naar hem was overgemaakt vanuit een rekening van een online platform voor de handel in cryptovaluta.
De daaropvolgende communicatie tussen de advocaten van de belastingplichtige en de Belastingdienst gaf weinig duidelijkheid over de grootte van het vermogen in cryptovaluta dat deze belastingplichtige bezat of daar eerder over beschikte. Hierop besloot de Belastingdienst een informatiebeschikking op te leggen.
Met een informatiebeschikking kan de Belastingdienst vereisen dat jij hen alle informatie verstrekt die relevant kan zijn voor jouw belastingaanslag. De belastingplichtige maakte geen bezwaar tegen deze beschikking, maar besloot nog steeds niet alle gevraagde informatie aan te leveren.
Als de gevraagde informatie na een informatiebeschikking niet of onvoldoende wordt verstrekt, heeft de Belastingdienst het recht om een aanslag op te leggen met de omgedraaide bewijslast. Dit houdt in dat jij moet bewijzen dat de opgelegde aanslag onterecht of te hoog is. Zonder de juiste informatie kan het bijna onmogelijk zijn om dit te bewijzen.
In deze zaak besloot de Belastingdienst niet over te gaan tot een aanslag, maar een rechtszaak te starten waarbij de belastingplichtige volledige openheid van zaken moest geven. Dit lijkt een laatste kans te zijn voor hem om aan zijn informatieplicht te voldoen en te voorkomen dat de rechter een te hoge schatting van het inkomen in box 3 zou afwijzen.
De rechter gaf de Belastingdienst gelijk in deze zaak. Ondanks het feit dat de belastingplichtige duizenden transacties per jaar uitvoerde, was dit geen geldige reden om niet aan de gevraagde informatieplicht te voldoen. De rechtbank stelde dat in zo'n geval de belastingplichtige een deskundige moest inschakelen om de benodigde informatie te verzamelen.
De belastingplichtige kreeg hiervoor nog twee weken de tijd. Indien hij niet aan deze eis voldeed, werd er een dwangsom van € 2.500 per dag opgelegd, met een maximum van € 1.500.000.