Veel werknemers ervaren dat overwerk niet voordelig is, omdat ze het gevoel hebben dat er nauwelijks iets van hun extra inspanningen overblijft. Dit gevoel geldt niet alleen voor de vergoeding van overwerk, maar ook voor bonussen en andere extra uitkeringen die extra belaste lijken te zijn.
Dit gevoel is begrijpelijk, maar in werkelijkheid is het niet zo dat alleen de vergoeding voor overwerk of de bonus extra belasting vergen. Wat er gebeurt, is dat de totale belasting op het loon toeneemt. Wanneer het inkomen stijgt, gaat het belastingtarief voor loon- en inkomstenbelasting vaak omhoog. Bovendien verminderen de heffingskortingen, die kortingen zijn op de belasting, zodra je inkomen boven een bepaald niveau komt. Dit betekent niet dat extra loon vanwege overwerk of een bonus zwaarder wordt belast; het gaat erom dat het totaal loon hoger is, wat leidt tot een grotere belastingdruk.
Snap je het nog? Dit is een ingewikkeld systeem dat ook in de politiek besproken wordt. Voorlopig moeten we hier echter mee aan de slag. In deze advieswijzer geven we een uitleg voor zowel werkgevers als werknemers om dit te verduidelijken.
Voordat werkgevers het loon kunnen uitbetalen, moeten ze eerst de loonbelasting en premies voor volksverzekeringen berekenen. Samen vormen deze de loonheffing. De werkgever houdt deze loonheffing van het brutoloon in en betaalt deze aan de Belastingdienst. Het berekenen van de loonheffing houdt in dat een percentage wordt toegepast, verminderd met de heffingskortingen, die de zaak vaak ondoorzichtig maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
De hoogte van het toe te passen tarief hangt af van het loon dat een werknemer ontvangt. In 2025 is dit tarief voor werknemers onder de AOW-leeftijd 35,82% tot een jaarloon van € 38.440. Voor een jaarloon van € 38.441 tot en met € 76.817 geldt 37,48%. Voor inkomens daarboven bedraagt het tarief 49,50%.
Naast het tarief in rekening brengen, moet de werkgever ook de heffingskortingen in acht nemen. Heffingskortingen zijn bedragen die worden afgetrokken van de belasting die je moet betalen. Eerst berekent de werkgever de belasting en premies op basis van het tarief, waarna de heffingskortingen het te betalen bedrag verlagen. Het resterende bedrag is wat de werkgever van het brutoloon in moet houden en betalen aan de Belastingdienst.
Voorbeeld
Stel, je verdient € 2.200 per maand. De in te houden belasting door de werkgever bedraagt dan € 788 (35,82% van € 2.200). Als je recht hebt op € 694 aan heffingskortingen, houdt de werkgever geen € 788 in, maar slechts € 94 (€ 788 - € 694). Hierdoor houd je netto € 2.106 over (€ 2.200 - € 94). Hoewel het werkelijke tarief dus 35,82% is, ervaar je een belastingdruk van 4,27% (€ 94 gedeeld door € 2.200, vermenigvuldigd met 100%).
Heffingskortingen worden altijd volledig benut bij het berekenen van de heffing op je reguliere maandelijkse salaris. Dit zorgt ervoor dat elke werknemer recht heeft op die korting. Als je bijvoorbeeld recht hebt op € 694 aan heffingskortingen, wordt dit bedrag in zijn geheel in mindering gebracht, zoals in het voorgaande voorbeeld. Dit betekent echter dat als je in een bepaalde maand extra loon ontvangt (bijvoorbeeld door uitbetaling van overuren of een bonus), er geen extra heffingskorting op dat aanvullende loon van toepassing is. De volledige heffingskortingen zijn immers al benut bij het berekenen van het reguliere loon.
Voorbeeld
Stel, je werknemer in het vorige voorbeeld ontvangt in maart € 500 extra voor overuren. Het totale salaris bedraagt daardoor € 2.700 in plaats van € 2.200. De in te houden belasting bedraagt € 967 (35,82% van € 2.700). Je recht op heffingskorting voor deze maand is € 692, dus de werkgever houdt € 275 (€ 967 - € 692) in. Netto houd je deze maand € 2.425 (€ 2.700 - € 275) over. Hoewel het tarief weer 35,82% bedraagt, ervaar je een belastingdruk van 10,19% (€ 275 gedeeld door € 2.700, vermenigvuldigd met 100%).
De belastingdruk op je totale loon neemt dus toe omdat je totale loon hoger is. Het extra loon wordt niet extra belast, maar je gemiddelde belastingtarief over het totale loon stijgt. Ter vergelijking: ook bij een werknemer met een vast salaris van € 2.700 per maand wordt hetzelfde bedrag van € 275 aan belasting ingehouden, wat leidt tot dezelfde belastingdruk van 10,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon zwaarder wordt belast dan een vaste hogere beloning.
In de vorige voorbeelden observeerden we dat het recht op heffingskorting van € 694 bij een loon van € 2.200 afnam naar € 692 bij een loon van € 2.700. Heffingskortingen zijn geen vaste bedragen, ze zijn afhankelijk van het inkomen. Dit houdt in dat de heffingskortingen kunnen dalen als je totale loon stijgt, wat betekent dat door extra loon het totaal aan heffingskortingen kan afnemen.
Een voorbeeld van een heffingskorting is de algemene heffingskorting, welke in 2025 € 3.068 per jaar bedraagt bij een jaarlijks salaris tot en met € 28.405. Bij hogere inkomens verlaagt de algemene heffingskorting met ongeveer € 0,06337 voor elke euro boven de € 28.405. Voor een jaarlijks inkomen van € 76.817 of meer, bestaan er in 2025 helemaal geen rechten op de algemene heffingskorting meer.
Een andere relevante heffingskorting, de arbeidskorting, stijgt in 2025 tot maximaal € 5.599 per jaar bij een salaris van € 43.071. Boven dit inkomen wordt de korting verlaagd met € 0,0651 per euro. Voor een jaarinkomen van € 129.078 of meer is er geen recht meer op arbeidskorting.
De fluctuatie van de heffingskortingen beïnvloedt dus de belastingdruk die je ervaart.
Let op! De heffingskortingen zijn ook van invloed op de vraag of je inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen moet betalen. De ingehouden loonheffing door de werkgever is namelijk een voorschot op de inkomstenbelasting. Bij werknemers met één dienstverband is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen woning of alimentatie, doorgaans gelijk aan de verschuldigde inkomstenbelasting. Deze werknemer hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. Als een werknemer echter meerdere dienstverbanden heeft, kan het totaal van de ingehouden loonheffing lager zijn dan de inkomstenbelasting, wat leidt tot bijbetaling bij de aangifte. Dit verschil kan ontstaan doordat verschillende werkgevers met heffingskortingen rekening houden, terwijl je er maar één keer recht op hebt. Een ander mogelijke verklaring is een verschil in tarief over de afzonderlijke lonen en het totale loon (hoger tarief bij een totaal hoger loon).
Het is belangrijk om te realiseren dat er verschillende regelingen zijn die afhankelijk zijn van je inkomen (waarbij loon deel van uitmaakt). Dit kan bijvoorbeeld werkgeversbijdragen aan toeslagen zoals kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag en het kindgebonden budget beïnvloeden. Een hoger loon kan betekenen dat je minder recht hebt op deze regelingen.
Een werkgever heeft geen inzicht in persoonlijke situaties van werknemers en kan daarom geen rekening houden met deze mogelijke gevolgen. Jij moet dus zelf beoordelen wat een hoger loon kan betekenen voor andere regelingen.
Tip! Op de website van het Nibud vind je handige hulpmiddelen die je kunnen helpen. Zo kun je met de WerkUrenBerekenaar ontdekken wat extra uren werken voor je nettoloon betekent. Verder kun je met de BerekenUwRecht tool kijken op welke regelingen je mogelijk recht hebt. Neem ook een kijkje op andere Nibud-hulpmiddelen, zoals het Geldplan Pensioen (voor inzicht in pensioen) en het Geldplan Rondkomen met kinderen (voor inzicht in regelingen en subsidies voor gezinnen met kinderen).
Wanneer een werkgever besluit om een extra vergoeding aan te wijzen binnen de vrije ruimte, kan dit voordelig zijn voor jou als werknemer. Je loopt dan geen risico op afbouw van heffingskortingen of negatieve gevolgen voor andere regelingen. Bedragen die in de vrije ruimte zijn aangewezen, worden namelijk niet als loon voor de heffingskortingen of andere regelen geteld.
Let op! Het is niet mogelijk om zomaar loon in de vrije ruimte aan te wijzen. Hier zijn bepaalde voorwaarden aan verbonden. Zo moeten bepaalde vergoedingen en uitgaven gebruikelijk zijn om aan te wijzen. Daarnaast is de vrije ruimte in 2025 beperkt tot 2% van de eerste € 400.000 van de totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Als het totaal van deze vergoedingen, verstrekkingen of ter beschikkingstellingen boven deze vrije ruimte uitkomt, moet de werkgever 80% eindheffing over dat extra bedrag betalen.
Het berekenen van loonheffing is echt niet eenvoudig. We hebben geprobeerd het zo helder mogelijk te maken met deze tekst en voorbeelden. Vergeet niet dat de voorbeelden slechts indicatief zijn en de werkelijke heffingen, heffingskortingen en nettolonen kunnen afwijken.
Disclaimer
Hoewel we de grootste zorg hebben besteed aan het opstellen van deze Advieswijzer, aanvaarden we geen aansprakelijkheid voor eventuele onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het algemene karakter van deze Advieswijzer is het niet bedoeld als vervanging voor persoonlijke financiële advisering.