Om voor loonkostenvoordelen (LKV) in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de werknemer verzekerd zijn voor werknemersverzekeringen en mag de AOW-leeftijd nog niet zijn bereikt. Voor het loonkostenvoordeel voor oudere werknemers moet de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder zijn en voor de overige LKV moet het gaan om een werknemer met een arbeidsbeperking.
Er zijn vier soorten LKV, voor:
Tip! Per loonkostenvoordeel verschillen de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.
Je hebt recht op een LKV vanaf het moment dat de werknemer bij u in dienst komt, voor maximaal drie jaar, maar uiterlijk tot de werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Voor het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer geldt maximaal één jaar.
Hoeveel loonkostenvoordeel je krijgt, hangt dus af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2021, die in 2022 worden uitbetaald, zijn:
Loonkostenvoordeel | Bedrag per verloond uur | Maximumbedrag per jaar |
Oudere werknemer | € 3,05 | € 6.000,- |
Arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000,- |
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden | € 1,01 | € 2.000,- |
Herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer | € 3,05 | € 6.000,- |
Je vraagt het loonkostenvoordeel aan in uw aangifte loonheffingen, door de indicatie voor het LKV aan te zetten. Zonder deze indicatie ontvang je geen LKV. De aanvraag kunt u doen, zodra u een doelgroepverklaring van uw werknemer heeft. In de doelgroepverklaring staat voor welk loonkostenvoordeel de verklaring is afgegeven en de voorwaarden waaraan uw werknemer voldoet. De doelgroepverklaring vraagt uw werknemer aan bij het UWV of, wanneer uw werknemer 56 jaar of ouder is en/of een uitkering van de gemeente ontvangt, bij de gemeente. Deze wordt alleen verstrekt aan de werknemer, tenzij deze u gemachtigd heeft om de verklaring aan te vragen en te ontvangen.
Let op! De doelgroepverklaring moet tijdig aangevraagd worden, namelijk binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Als de aanvraag te laat binnen is, krijgt uw werknemer geen doelgroepverklaring meer en kunt u geen aanspraak maken op het LKV.
Je krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening van de loonkostenvoordelen waar u voor uw werknemers over het voorgaande jaar recht op hebt. De berekening is gebaseerd op de aangiften en correcties over het voorgaande jaar die u tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar hebt gedaan. U kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar sturen. Die worden nog meegenomen in de definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen. De definitieve berekening van uw loonkostenvoordelen ontvangt u vóór 1 augustus van de Belastingdienst, op basis van de berekening van het UWV.
Om in aanmerking te komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV) moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:
Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon, waardoor er mogelijk geen recht bestaat op het LIV.
Tip! Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling, niet van invloed zijn op het recht op het LIV.
Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2021 zijn:
Gemiddeld uurloon | LIV per werknemer per verloond uur | Maximale LIV Per werknemer per jaar (bij een 40-urige werkweek) |
€ 10,48 – € 13,12 | € 0,49 | € 960 |
De voorwaarde van 1.248 verloonde uren per kalenderjaar geldt ook als de werknemer in de loop van het jaar bij u in dienst komt. De 1.248 uren worden dan niet evenredig verminderd.
Je hoeft het LIV niet aan te vragen. Het UWV bepaalt op basis van de polisadministratie voor welke werknemers u er recht op heeft. Het is erg belangrijk dat u het aantal verloonde uren in uw loonaangifte dus goed invult. De Belastingdienst betaalt het LIV over het voorgaande jaar in het daaropvolgende jaar aan u uit als uit uw aangiften loonheffingen blijkt dat u er recht op hebt. Ook voor het LIV geldt: u krijgt vóór 15 maart een voorlopige berekening en u kunt tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar sturen. De definitieve berekening van het LIV ontvangt u vóór 1 augustus.
Het jeugd-LIV compenseert de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en 1 juli 2019. Voor het jeugd-LIV geldt dat de werknemer verzekerd moet zijn voor werknemersverzekeringen en op 31 december 2020 de leeftijd van 18, 19 of 20 jaar heeft. Verder moet de werknemer een gemiddeld uurloon hebben dat hoort bij het wettelijke minimumloon voor zijn leeftijd. Voor het Jeugd-LIV telt de voorwaarde van 1.248 verloonde uren niet.
Het jeugd-LIV bestaat ook uit een vast bedrag per verloond uur. De bedragen voor 2021 zijn ongewijzigd ten opzichte van de bedragen in 2020:
Leeftijd op 31 december 2020 | Bedrag per werknemer per verloond uur in 2021 | Maximaal bedrag per werknemer in 2021 |
18 | € 0,07 | € 135,20 |
19 | € 0,07 | € 166,40 |
20 | € 0,30 | € 613,60 |
De uurloongrenzen voor het jaar 2021 moeten nog worden vastgesteld. Dit zal gebeuren zodra het wettelijk minimumloon per 1 juli 2021 is gepubliceerd.
Ook het jeugd-LIV hoef je niet aan te vragen. Het UWV bepaalt ook hierbij op basis van de polisadministratie voor welke werknemers je er recht op hebt. En ook hiervan krijg je vóór 15 maart een voorlopige berekening van de Belastingdienst en kun je tot en met 1 mei correcties over het voorgaande jaar sturen. |
Let op! Als je de voorlopige berekeningen voor LKV en (jeugd-)LIV niet heeft ontvangen vóór 1 maart, terwijl u er wel recht op heeft, is dit nog tot en met 1 mei te repareren. Dat doet u door een correctie over het voorafgaande jaar in te sturen.
Indien je voor een bepaalde werknemer in aanmerking komt voor meerdere tegemoetkomingen, bijvoorbeeld zowel het LKV als het LIV, dan wordt alleen het hoogste bedrag uitbetaald. Zijn de bedragen van het LKV en het LIV hetzelfde, dan wordt alleen het LKV uitbetaald. Een LKV en het jeugd-LIV kunnen wel samengaan.
Naast voorgaande tegemoetkomingen in de loonkosten zijn er nog twee vormen die voor werknemers met een arbeidsbeperking gelden, namelijk loonkostensubsidie en loondispensatie.
Bij deze twee vormen betaalt u alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit.
Je kunt in aanmerking komen voor loonkostensubsidie voor werknemers met een arbeidsbeperking, die niet in staat zijn om met voltijds werken 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen (en die onder de gemeentelijke doelgroep Participatiewet vallen). Deze subsidie wordt uitgekeerd door de gemeente waar de werknemer woont. Daar kunt u ook de aanvraag indienen. Middels een loonwaardebepaling wordt de productiviteit van de werknemer vastgesteld en op basis daarvan wordt de hoogte van de loonkostensubsidie bepaald. Deze is ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra de loonwaarde van de werknemer gelijk is aan het wettelijk minimumloon, stopt de loonkostensubsidie.
Voor mensen met een arbeidsbeperking en een Wajong-uitkering kunt u loondispensatie aanvragen bij het UWV. U vraagt het UWV toestemming om minder dan het wettelijk minimumloon uit te betalen. Dit doet u door het invullen van het formulier Aanvraag loondispensatie Wajong.
Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of de werknemer minder presteert door zijn ziekte of handicap, en bepaalt dan welk percentage van het wettelijk minimumloon u aan de werknemer moet betalen. De werknemer krijgt van het UWV een aanvulling op het salaris.
Loondispensatie ontvang je minimaal een half jaar en maximaal vijf jaar, maar het is mogelijk om een verlenging aan te vragen.