De FNV heeft samen met een schoonmaker die via Helpling diensten verleende een rechtszaak aangespannen tegen het platform Helpling. Dit platform bood schoonmaakwerkzaamheden aan. In deze rechtszaak vroeg de rechter zich af of er wel of niet een reguliere arbeidsovereenkomst bestond tussen Helpling en de schoonmakers.
Als de rechter deze conclusie niet trok, werd verzocht te bepalen of er sprake was van een uitzendovereenkomst. Helplingzelf was van mening dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen de huishoudens en de schoonmakers.
Een schoonmaker kon zich aanmelden op de website van Helpling voor schoonmaakwerkzaamheden. Hierbij kon hij zelf zijn gewenste uurtarief instellen. Helpling liet huishoudens die op zoek waren naar een schoonmaker de beschikbare schoonmakers zien. Het huishouden kon vervolgens een boekingsverzoek indienen, en bij acceptatie door de schoonmaker werd de boeking bevestigd. Helpling regelde de betalingen aan de schoonmakers via een speciale betaaldienst en rekende een provisie die varieerde van minimaal 23% tot maximaal 32%.
Zowel de huishoudens als de schoonmakers moesten akkoord gaan met verschillende algemene voorwaarden die door Helpling waren opgesteld.
Eerder heeft het gerechtshof geoordeeld dat er een uitzendovereenkomst bestond tussen Helpling en de schoonmakers, en dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Hierin werden de huishoudens gezien als de inleners. Zowel Helpling als de FNV gingen tegen deze uitspraak in beroep bij de Hoge Raad, omdat zij het niet eens waren met de kwalificatie van een uitzendovereenkomst.
De Hoge Raad heeft, tegen het advies van de Advocaat Generaal in, geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Uit zowel de wetsgeschiedenis als het wettelijk kader blijkt niet dat de terbeschikkingstelling van uitzendkrachten uitsluitend kan plaatsvinden in het kader van de bedrijfsactiviteiten van de inlener. Er werd voldaan aan de criteria voor een uitzendovereenkomst: de huishoudens oefenden toezicht en leiding uit, terwijl Helpling de formele gezagsrelatie had en de betalingen beheerde. Dit betekent tevens dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de schoonmakers en de huishoudens.