Bepaalde beroepsgroepen, zoals artsen, apothekers, notarissen, geestelijken en advocaten, beschikken over een wettelijk verschoningsrecht. Ook werknemers binnen deze beroepen kunnen een afgeleid verschoningsrecht hebben. Dit recht houdt in dat deze professionals niet als getuige hoeven op te treden, omdat de informatie die zij ontvangen valt onder hun beroepsgeheim.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft toegang tot grote hoeveelheden (digitale) informatie door middel van bijzondere opsporingsbevoegdheden. In 2024 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de wet tekortschiet in de duidelijkheid over hoe het filteren van materialen praktisch moet gebeuren en welke verantwoordelijkheden daarbij horen.
Volgens de recente regeling wordt de taak van het filteren van gegevens toevertrouwd aan de rechter-commissaris. Een uitzondering daarop is als het OM zelf kan filteren zonder toegang te krijgen tot de inhoud. Andere uitzonderingen zijn onder andere wanneer de geheimhouder zelf als verdachte wordt gezien, of in levensbedreigende situaties.
Ook opsporingsambtenaren mogen geen toegang hebben tot de inhoud. Informatie die beschermd is onder het verschoningsrecht, moet vernietigd worden.
De Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) heeft bedenkingen over deze nieuwe regeling. Deze is van toepassing bij een 'redelijk vermoeden' van informatie die onder het beroepsgeheim valt. Dit houdt in dat er nog steeds een kans bestaat dat vertrouwelijke informatie wordt ingezien. Volgens de NOVA wordt de rol van de rechter-commissaris nog niet optimaal benut en is er behoefte aan verdere ontwikkeling van zowel de praktijk als de regelgeving.