De hoofdregel is dat elke prestatie zijn eigen btw-tarief heeft. Het Hof heeft echter bepaald dat dit anders kan zijn in het geval van een ondeelbare prestatie of een hoofdprestatie met een bijkomende prestatie. In het laatste geval volgt de bijkomende prestatie het tarief van de hoofdprestatie.
Volgens het Hof is een drankje inderdaad een bijkomende prestatie. Bezoekers komen immers niet voor het drankje naar een voorstelling. Bovendien wordt er geen aparte prijs voor het drankje in rekening gebracht. Het tijdstip waarop het drankje wordt genuttigd, namelijk tijdens de pauze, is verder niet relevant, aldus het Hof.
Het Hof is van mening dat het drankje tijdens de pauze alleen bedoeld is om de hoofdprestatie, de toegang tot de voorstelling, aangenamer te maken. Daarom moet het btw-tarief voor het drankje hetzelfde zijn als het lage btw-tarief voor het theaterbezoek. Dit geldt ook als het drankje alcohol bevat, zo oordeelde het Hof en vernietigde de naheffingsaanslagen.