Onder langdurige arbeidsongeschiktheid wordt arbeidsongeschiktheid verstaan die minimaal twee jaar, dan wel als het UWV een loonsanctie heeft opgelegd, maximaal drie jaar duurt. Gedurende die periode is immers een opzegverbod wegens ziekte van toepassing. In onderliggende casus van de Hoge Raad is de loondoorbetalingsverplichting ten einde gekomen, maar het dienstverband duurt nog voort.
De vraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd, is of een werknemer de werkgever op grond van goed werkgeverschap onder omstandigheden kan verplichten in te stemmen met een voorstel tot beëindiging van een slapend dienstverband, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding.
Volgens de Hoge Raad dient een werkgever in te stemmen met een voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen onder toekenning van een vergoeding gelijk aan de transitievergoeding. De werknemer dient wel reeds twee jaar arbeidsongeschikt te zijn, waarbij niet wordt verwacht dat de werknemer binnen 26 weken zal herstellen. De duur van het slapend dienstverband wordt niet meegerekend voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding, maar bepalend is het moment dat de werkgever de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid zelf had kunnen beëindigen.
Op bovengenoemde regel geldt één uitzondering, namelijk indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Dit kan het geval zijn als er nog reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer zijn. Het op korte termijn bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nadat de werknemer een beëindigingsvoorstel heeft gedaan, geldt uitdrukkelijk niet als uitzondering.
De Wet compensatie transitievergoeding treedt op 1 april 2020 in werking. Voor alle arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 wegens langdurige ziekte zijn geëindigd, is compensatie mogelijk. De uitspraak van de Hoge Raad leidt ertoe dat werkgevers de vergoeding moeten voorfinancieren totdat deze wet in werking is getreden. Als werkgevers daardoor in ernstige financiële problemen komen, kan de rechter beslissen dat betaling in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020.