In box 3 worden inkomsten uit sparen en beleggen belast. Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad eind vorig jaar wordt vanaf 2023 uitgegaan van de werkelijke verdeling van het vermogen in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Daarbij wordt voor de belastingheffing in box 3 uitgegaan van verschillende forfaitaire rendementen. Dit is de zogenaamde spaarvariant. De rendementen voor 2023 zijn nog niet bekend. Voor 2022 wordt voor de overige bezittingen gerekend met 5,53%, de overige rendementen zijn nog niet bekend. Over het uiteindelijke totale rendement worden genoemde tarieven aan belasting geheven.
Banktegoeden (spaargeld | Overige bezittingen | Schulden | |
2021 | 0,01% | 5,69% | 2,46% |
2022 | Nog niet vastgesteld | 5,53% | Nog niet vastgesteld |
2023 | Nog niet vastgesteld | Nog niet vastgesteld | Nog niet vastgesteld |
Genoemde berekening volgens de spaarvariant wordt overigens ook gebruikt om te bepalen welke belastingheffing moet worden toegepast over het vermogen van degenen die vanaf 2017 bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3. Dit geldt ook voor het vermogen van degenen waarvan de aanslagen ten tijde van het arrest van de Hoge Raad nog niet waren vastgesteld.
In box 3 wordt over een deel van het vermogen geen belasting geheven. Dit zogenaamde heffingsvrije vermogen stijgt van € 50.650 naar € 57.000 in 2023. Voor partners geldt een dubbele vrijstelling.
De omvang van het heffingsvrije vermogen staat tegenwoordig los van de vermogenstoets voor toeslagen. Voor de meeste toeslagen mag u maar over een beperkt vermogen beschikken. De omvang hiervan was tot in het verleden gekoppeld aan het heffingsvrije vermogen van box 3, maar tegenwoordig niet meer.
Let op! De voorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en staan dus nog niet definitief vast.