Een medewerker vervulde de rol van bedrijfsleider bij bedrijf A en was daarnaast actief bij bedrijf B. Beiden stonden onder leiding van dezelfde eigenaar. Deze eigenaar had aangekondigd te willen stoppen en gaf de bedrijfsleider de kans om een bod uit te brengen op de bedrijven. Echter, partijen konden geen overeenstemming bereiken.
Op 2 april 2025 deelde de bedrijfsleider via een zelf opgezette Whatsapp-groep een boodschap waarin hij aankondigde per 14 april 2025 zijn werkzaamheden stop te zetten. Hij verklaarde dat hij een staatsgreep zou voorbereiden en de eigenaar zou verdrijven.
Met deze actie saboteerde de werknemer opzettelijk het bedrijf met als doel het faillissement te forceren. Hij poogde zijn collega's tegen de eigenaar te keren en verstuurde een respectloos en schokkend bericht naar het gehele team.
Dit leidde tot een ontslag op staande voet. De werkgever vond dat de gebeurtenissen voldoende reden gaven voor dit ontslag. De werknemer betwistte dat hij de WhatsApp-groep geheim voor de eigenaar wilde houden; hij had deze buiten beschouwing gelaten om hem niet te belasten met dagelijkse problemen.
De kantonrechter achtte het onwaarschijnlijk, gezien de inhoud van het bericht en de getuigenverklaringen van collega’s, dat het niet zijn bedoeling was om de Whatsapp-groep geheim te houden. Sterker nog, het bleek dat hij al was gestart met het uitvoeren van zijn plannen. De werknemer had specifieke intenties gedeeld en al acties ondernomen om de eigenaar onder druk te zetten, met als doel de onderneming voor een schappelijke prijs over te nemen. Het mislukken van zijn plannen kwam niet door een verandering van hart, maar omdat de eigenaar achter zijn strategie kwam.
Daarnaast had de bedrijfsleider een voorbeeldfunctie voor de jongere werknemers binnen het bedrijf, iets wat hij heeft genegeerd. Zijn acties hebben geleid tot een ernstige vertrouwensbreuk. Bovendien werd de werknemer door de werkgever uitgenodigd voor een gesprek om zijn versie van het verhaal te delen, maar hier kwam hij niet op terug.
Hoewel een ontslag op staande voet een zware maatregel is, concludeerde de rechter dat deze, gezien de omstandigheden, gerechtvaardigd was. De arbeidsovereenkomst is beëindigd en de werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding of een andere schadevergoeding.