De huuropschorting is mogelijk bij een omzetverlies van minstens 25% over de maanden april, mei en juni. De huuropschorting bedraagt dan minstens 50%, als het omzetverlies het gevolg is van het coronavirus.
Uitgangspunt van de huuropschorting is dat deze noodzakelijk moet zijn voor de betrokken winkelier, maar anderzijds ook mogelijk moet zijn voor de verhuurder.
Onderdeel van het akkoord is ook dat er geen huuruitzettingen zullen plaatsvinden.
De huuropschorting is onderdeel van een breder akkoord tussen de retailsector, verhuurders, banken en de overheid. Dit akkoord bevat op langere termijn ook de mogelijkheid tot kwijtschelding van huurschulden. Er zal dan eerst worden onderzocht wat de werkelijke schade voor de betreffende winkelier is.
Het akkoord is een afspraak tussen vertegenwoordigers van genoemde sectoren, maar bevat geen wettelijke verplichting. Er is wel een verwachting dat partijen zich eraan zullen houden, daar waar eerdere afspraken niet mogelijk bleken.