Voor het bepalen van de WOZ-waarde van woningen gebruikt de gemeente vaak de vergelijkingsmethode. Omdat het praktisch onmogelijk is alle woningen te taxeren, gaat men uit van verkoopcijfers van vergelijkbare woningen.
Daarbij is nogal eens de vraag aan de orde of een woning voldoende vergelijkbaar is om de prijs te kunnen bepalen. Onlangs kwam een zaak voor de rechtbank Noord-Holland, waaruit bleek dat dit nog niet zo eenvoudig is.
Onder meer was de vraag aan de orde of de betreffende woning gekwalificeerd kon worden als 'twee-onder-één-kapwoning'. De gemeente vond van wel, maar de eigenaar bestreed dit standpunt met succes.
De rechtbank stelde vast dat de gemeente aannemelijk moet maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Daarbij is van belang of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning in kwestie. Zo niet, dan dient er voldoende rekening te zijn gehouden met de onderlinge verschillen.
Voor de rechter speelde ook nog de vraag of er, als er al sprake was van een twee-onder-éénkapwoning, deze al dan niet geschakeld was. In dat geval grenzen niet de hoofdgebouwen, maar de aanbouwen aan elkaar. Een verschil waarmee voor de waardebepaling inzake de WOZ rekening moet worden gehouden.
Anders dan de gemeente kwam de rechtbank aan deze vraag niet toe, omdat er sprake was van een tussenwoning. Alleen dat feit al maakte dat de waarde van de woning, die als twee-onder-één-kapwoning was gekwalificeerd, te hoog was vastgesteld. De WOZ-waarde werd daarop door de rechter met € 10.000 verlaagd.
Heb je vragen over de waardebepaling inzake de WOZ, neem dan contact met ons op.