Toen het kind werd geboren, waren de moeder en de biologische vader nog niet met elkaar getrouwd. De biologische vader heeft het kind echter niet officieel erkend. Later heeft de echtgenoot van de moeder het kind wel erkend. Er was echter wel een band tussen de biologische vader en het kind, te zien aan een door de rechtbank goedgekeurde omgangsregeling. Ook had de biologische vader het kind in zijn testament als erfgenaam aangemerkt.
Na het overlijden van de biologische vader erfde het kind. Het kind wilde genieten van de vrijstelling (in 2024 € 25.187) en de lagere tarieven (in 2024 10% en 20%) die gelden voor eigen kinderen. De Belastingdienst paste echter de lagere vrijstelling (in 2024 € 2.658) en hogere tarieven (in 2024 30% en 40%) toe die voor derden gelden. Hierop begon het kind een juridische procedure die uiteindelijk bij de Hoge Raad belandde.
De Hoge Raad oordeelde dat door de erkenning de moeder en haar echtgenoot juridisch gezien de ouders van het kind zijn. Momenteel is het niet mogelijk om meer dan twee juridische ouders te hebben. Aangezien de biologische vader het kind niet erkend heeft, kan het kind wettelijk gezien geen beroep doen op de voordelige vrijstellingen en tarieven die gelden voor eigen kinderen.
Echter, de Hoge Raad bracht ook naar voren dat er sprake is van strijd met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM, in combinatie met artikel 8 EVRM. Het verschil in behandeling tussen een biologisch kind dat binnen een huwelijk wordt geboren en een kind dat niet erkend is maar waarmee wel een gezinsleven bestaat, valt niet te rechtvaardigen volgens dit discriminatieverbod.
Toch biedt de Hoge Raad geen oplossing voor dit probleem en stelt dat het aan de wetgever is om het discriminatieverbod aan te pakken. Het aanpassen van deze regelgeving vereist keuzes die niet binnen de bevoegdheden van de rechter vallen.
De Hoge Raad wijst op de recente maatschappelijke veranderingen omtrent meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap. Dit roept om diepere politieke keuzes met betrekking tot de juridische status van buitenhuwelijkse kinderen.
In deze zaak geeft het kind dus niet zijn gelijk. Hoewel de Hoge Raad erkent dat er strijd is met het discriminatieverbod uit het EVRM, pakt de Hoge Raad dit zelf niet aan. De wetgever moet nu in actie komen, maar deze ontwikkelingen zullen het kind niet helpen. Het kind is nu verplicht erfbelasting te betalen volgens de lagere vrijstelling en hoge tarieven.
Tip! Ondervind je een vergelijkbare situatie? Neem dan contact op met een van onze adviseurs.