Onlangs was er een relevante zaak voor de Hoge Raad betreffende fysiotherapeuten die werkzaam waren binnen een maatschap. Deze fysiotherapeuten hadden afgesproken dat hun salaris bestond uit een percentage van de omzet, inclusief vakantiebijslag en loon tijdens vakantiedagen. Dit werd aangeduid als een all-in salaris.
Echter, de fysiotherapeuten stelden dat zij tijdens hun vakantie niet het volledige loon ontvingen. Tijdens deze periode viel hun salaris terug op een garantieloon, welke lager was dan hun gebruikelijke vergoeding op basis van de omzet. Daarom vorderden ze nabetaling van hun salaris en vakantiebijslag voor de opname van vakantie.
De Hoge Raad oordeelde dat het niet geoorloofd is om terug te vallen op het garantieloon, aangezien werknemers geen financieel nadeel mogen ondervinden wanneer ze vakantie opnemen. Dit zou hen kunnen aanzetten tot doors werken in plaats van te ontspannen, wat in strijd is met het Europese recht dat juist gericht is op echte rust en herstel. Het recht op doorbetaling van loon is een dwingende regeling, in overeenstemming met de Europese Arbeidstijdenrichtlijn.
Bovendien bevestigde de Hoge Raad dat een all-in loon niet in overeenstemming is met de Europese regels voor vakantieloon als het salaris tijdens vakantie lager is door het ontbreken van bijvoorbeeld omzet, zoals in deze zaak het geval was. Dit blijft van toepassing, zelfs als dit expliciet in de arbeidsovereenkomst staat of op de loonstrook is vermeld.
Het is cruciaal om voorzichtig te zijn met het toepassen van een all-in salaris, vooral als de gevolgen voor de werknemer bij het opnemen van vakantie niet goed duidelijk zijn. Een werknemer mag tijdens zijn vakantie namelijk niet in een nadelige positie belanden vergeleken met de situatie waarin hij aan het werk zou zijn. Dit betekent dat als iemand variabele beloningscomponenten heeft, zoals een omzetafhankelijk salaris, commissie of overuren, deze ook tijdens vakanties volledig doorbetaald moeten worden.