Wanneer jij als werkgever een uitkering biedt aan een oudere werknemer om eerder uit het arbeidsproces te stappen, ben je verplicht tot het betalen van een pseudo-eindheffing van 52%. Dit is van toepassing als je met een regeling voor vervroegde uittreding (RVU-regeling) werkt. Deze regeling is van kracht als de uitkering een periode van maximaal drie jaar overbrugt tot het moment van pensioen of de start van de AOW. Ook aanvullingen op pensioenregelingen worden als een RVU aangemerkt.
Let op! In handreikingen en jurisprudentie is verduidelijkt wanneer iets wel of niet als RVU wordt aangemerkt. Neem bij twijfel contact op met een van onze adviseurs voor jouw specifieke situatie.
Vanaf 1 januari 2021 is er de mogelijkheid om tot maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd van een werknemer een bedrag te verstrekken zonder dat je hierop de pseudo-eindheffing hoeft te betalen. Hiervoor geldt een jaarlijks opnieuw vast te stellen drempelvrijstelling. Wanneer de RVU-uitkering deze vrijstelling overschrijdt, dien je 52% pseudo-eindheffing te betalen over het meerdere.
Het kabinet heeft samen met sociale partners besloten de drempelvrijstelling structureel te blijven toepassen, zodat deze tot en met 2028 gebruikt kan worden.
Let op! Deze structurele regeling is met name gericht op werknemers die zwaar werk verrichten en de AOW-leeftijd niet gezond kunnen bereiken. Er zijn afspraken gemaakt over hoe (collectieve) RVU-regelingen vormgegeven dienen te worden, waarbij altijd een duidelijke afbakening van de doelgroep noodzakelijk is.
In het Belastingplan 2026 is een verhoging van de drempelvrijstelling voorgesteld met €300 bruto per maand. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het minimumloon. Voor 2026 bedraagt de drempelvrijstelling (voor indexatie) €2.573 bruto per maand, terwijl dat in 2025 nog €2.273 is.
Voor de dekking van de verlenging en verhoging van de drempelvrijstelling gaat de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen omhoog van 52% nu, naar 57,7% in 2026, 64% in 2027, en 65% vanaf 2028.
Let op! De verlengingen en verhogingen zijn nog niet definitief, omdat ze onderdeel uitmaken van het Belastingplan 2026. De nieuwe Tweede Kamer moet hier na de verkiezingen nog over stemmen, en de Eerste Kamer moet daarna ook goedkeuring verlenen.