In het recente wetsvoorstel wordt de bestaande definitie van arbeidsovereenkomst verder verduidelijkt. Momenteel wordt er gesproken van een arbeidsovereenkomst wanneer een werknemer persoonlijke werkzaamheden uitvoert voor een werkgever die instructies en richtlijnen kan geven (gezagsverhouding) en daarvoor een salaris ontvangt. Het wetsvoorstel voegt hieraan toe dat er sprake van arbeid in dienstverband is als:
Met het wetsvoorstel Vbar wordt in de Memorie van Toelichting de WZOP-toets geïntroduceerd, een nieuw beoordelingskader voor arbeidsrelaties. Deze toets verduidelijkt het gezagscriterium binnen arbeidsverhoudingen en bestaat uit drie onderdelen:
Zelfstandige zonder personeel (zzp’ers) die minder dan € 36 per uur verdienen, kunnen in de toekomst claimen dat zij werknemer zijn en aanspraak maken op bijbehorende rechten. Voorbeelden hiervan zijn loondoorbetaling bij ziekte, vakantiedagen en ontslagbescherming. Zodra een zzp’er dit rechtsvermoeden inroept, verschuift de bewijslast naar de werkgever, die moet aantonen dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat. Het betreft dus een weerlegbaar rechtsvermoeden. Het uurtarief wordt jaarlijks aangepast aan de stijging van het minimumloon en naar boven afgerond op hele euro's.
Let op! De verwachte invoeringsdatum van deze wet is 1 juli 2026. De wet moet nog door de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden.