Sinds 2020 tellen ZW-uitkeringen alleen als arbeidsinkomen als je dienstbetrekking nog niet is beëindigd. Is jouw dienstbetrekking wel beëindigd, dan telt de ZW-uitkering niet meer mee als arbeidsinkomen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin je WW ontvangt en ziek wordt.
Voor uitzendkrachten is het van belang of er wel of geen uitzendbeding van toepassing is in verband met het bovenstaande. Als het uitzendbeding niet van toepassing is, blijft jouw dienstbetrekking gewoon bestaan. In dat geval moet jouw ZW-uitkering dus tot het arbeidsinkomen worden gerekend, wat kan leiden tot een hogere arbeidskorting.
In bovengenoemde zaak ging het om een uitzendkracht die eerst een WW-uitkering ontving en daarna een ZW-uitkering. Volgens de inspecteur moest de ZW-uitkering dan ook niet als arbeidsinkomen worden gezien.
In deze zaak was de situatie echter anders. De uitzendkracht verrichtte seizoensgebonden werk en kreeg alleen betaald als hij werkte. Was er geen werk, dan kreeg hij geen salaris. Maar de arbeidsovereenkomst liep wel gewoon door. Daarom werd geconcludeerd dat in dit geval de ZW-uitkering wel als arbeidsinkomen moest worden gezien. Hierdoor kreeg de belastingplichtige gelijk en viel de arbeidskorting hoger uit.