In een zaak die naar de Hoge Raad werd gebracht, kocht een stoffeerder een bestelauto en verplaatste na aankoop de dubbele stoel naast de bestuurder naar de laadruimte. Bij een controle constateerde de inspecteur dat de bestelauto daardoor niet meer als zodanig werd beschouwd. Hierdoor moest er achterstallige wegenbelasting betaald worden, samen met een boete.
De stoffeerder ging hiermee naar de rechter en betoogde dat hij de dubbele stoel juist had verplaatst om langere rollen tapijt te kunnen vervoeren. Het personenvervoer was dus ondergeschikt aan het goederenvervoer en daardoor zou de verplaatsing van de dubbele stoel geen invloed moeten hebben op de verschuldigde wegenbelasting.
De Hoge Raad was het echter niet eens met deze redenering. Er zijn wettelijke bepalingen vastgesteld voor bestelauto's, waaronder de aanwezigheid van een vlakke laadvloer. Door de verplaatsing van de dubbele stoel was hier geen sprake meer van. Volgens de Hoge Raad laten deze bepalingen geen uitzonderingen toe, dus bleef de achterstallige wegenbelasting in stand.