Reizen met het openbaar vervoer
De regels met betrekking tot vergoedingen voor abonnementen voor het openbaar vervoer zijn ingewikkeld. Dit wordt veroorzaakt doordat je sinds de coronacrisis steeds vaker (gedeeltelijk) thuiswerkt en er dus minder sprake is van regelmatig woon-werkverkeer. Om de administratieve lasten te verminderen, wordt voorgesteld om ov-abonnementen vrij te stellen van belasting. De enige voorwaarde is dat je het abonnement ook zakelijk gebruikt, bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer.
Let op! Het is niet meer belangrijk in welke mate het abonnement zakelijk wordt gebruikt.
Vergoeding voor reiskosten wordt verhoogd
Vanaf 2023 zijn reiskostenvergoedingen onbelast tot € 0,21 per kilometer. In het Belastingplan van vorig jaar werd al aangekondigd dat deze belastingvrije vergoeding zou worden verhoogd naar € 0,22 en mogelijk zelfs naar € 0,23 per kilometer. In het Belastingplan 2024 is inderdaad gekozen voor de laatste variant. Dit betekent dat reiskostenvergoedingen vanaf 2024 onbelast zijn, zolang de vergoeding niet hoger is dan € 0,23 per kilometer. Dit is van toepassing op vrijwel alle vormen van vervoer, inclusief fiets- en bromfietskilometers.
Ook voor zelfstandige ondernemers en dga's
De verhoging van de belastingvrije vergoeding geldt ook voor zakelijke kilometers die zelfstandige ondernemers maken. Zij kunnen een bedrag van € 0,23 per kilometer aftrekken van de winst, waarbij de vervoerswijze in principe niet relevant is.
De dga is in dienst bij zijn bv. Ook de bv mag de zakelijke kilometers onbelast vergoeden volgens de geldende tarieven, op voorwaarde dat de dga geen bedrijfsvoertuig gebruikt.
Gevolgen voor andere reiskosten
De verhoging geldt ook voor andere reiskosten die aftrekbaar zijn bij de belastingaangifte. Dit geldt voor de aftrek van specifieke zorgkosten in verband met reiskosten voor ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven voor de zorg van gehandicapten, en de giftenaftrek wanneer een vrijwilliger afziet van een reiskostenvergoeding.
Let op! Alle bovenstaande plannen zijn onderdeel van het Belastingplan 2024. De Tweede en Eerste Kamer moeten hier nog over beslissen.
