Een werkgever was van mening dat een zieke werknemer onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie. Hij vond hierin steun bij de bedrijfsarts. Vervolgens zette hij het loon stop. Het UWV werd gevraagd een deskundigenoordeel te geven. De arbeidsdeskundige van het UWV was echter van oordeel dat de werknemer wel voldoende had gedaan aan zijn re-integratie. De werkgever hervatte de loonbetaling en kwam met de werknemer een beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeen met daarin opgenomen de transitievergoeding. Bij elkaar ging het om bijna 2 ton, bestaande uit de doorbetaling van loon over de periode van 1 juni 2019 tot 1 januari 2020 vermeerderd met de transitievergoeding.
De werkgever was het echter niet eens met het deskundigenoordeel van het UWV en ging naar de rechter. De rechter was van oordeel dat de arbeidsdeskundige of verzekeringsarts aan wie de uitvoering van het deskundigenoordeel is opgedragen, verplicht is zijn onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. Dit houdt ook in dat de deskundige zorgvuldig onderzoek dient te doen. Het belang van zorgvuldig onderzoek wordt verder onderstreept door het gewicht en de betekenis die aan een deskundigenoordeel toekomt in een geschil over re-integratie tussen werknemer en werkgever.
Deze arbeidsdeskundige had volgens de rechter onvoldoende onderzoek gedaan. Hij had ten onrechte geen verzekeringsarts ingeschakeld maar zelfstandig een oordeel gegeven over de medische vraag naar de belastbaarheid van de werknemer. Hiermee is de arbeidsdeskundige buiten zijn expertise getreden. Naar het oordeel van de rechtbank is een en ander ernstig onzorgvuldig en daarmee ook zodanig onzorgvuldig dat dit als onrechtmatig jegens de werkgever moest worden aangemerkt. Dit onrechtmatig handelen is het UWV ook toe te rekenen.
Daarbij komt nog dat de arbeidsdeskundige in afwijking van de geldende rechtspraak had aangegeven dat in plaats van een volledige loonstop, ook alleen het loon over de belastbare uren had kunnen worden stopgezet. Dit is in strijd met de geldende rechtspraak waarin is bepaald dat bij het gedeeltelijk niet meewerken aan de re-integratie een volledige loonstop dient plaats te vinden.
De rechtbank was van oordeel dat bij een zorgvuldig onderzoek de uitkomst van het deskundigenoordeel anders was geweest. Daarom is er een oorzakelijk verband tussen het onjuiste oordeel van de arbeidsdeskundige en de schade van de werkgever. Het uiteindelijke oordeel luidt dat de werkgever 60% en het UWV 40% van de schade moet dragen. Dat betekent dat 40% van de door de werkgever gevorderde schade, zijnde een bedrag van bijna € 75.000 toewijsbaar is.