Had een werknemer vóór 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op een vaste onbelaste reiskostenvergoeding? Dan mag de werkgever deze vergoeding onbelast doorbetalen tot 1 oktober 2021, ook als de werknemer (deels) thuiswerkt en dus minder reiskilometers maakt.
De verwachting was dat deze goedkeuring per 1 oktober 2021 definitief zou vervallen. Door een uitleg van de Belastingdienst over de toepassing van het zogenaamde 128-dagen criterium (minimaal 128 dagen reizen naar de vaste werkplek in het jaar) was in veel gevallen evenwel mogelijk de vaste reiskostenvergoeding te continueren tot en met 31 december 2021. Maar het kabinet heeft de goedkeuring echter toch definitief verlengd tot 1 januari 2022. Hiermee blijft het dus mogelijk de onbelaste reiskostenvergoeding voort te zetten tot en met 31 december 2021.
Let op! De voorwaarde dat de werknemer vóór 13 maart 2020 al een onvoorwaardelijk recht op een vaste onbelaste reiskostenvergoeding moet hebben, blijft bestaan.
Bestond vóór 13 maart 2020 nog geen onvoorwaardelijk recht op een vaste onbelaste reiskostenvergoeding, dan zijn er alternatieven. Zo kan de werkgever een vaste onbelaste reiskostenvergoeding geven op basis van een inschatting van de daadwerkelijke reisdagen.
Let op! Aan het einde van het jaar moet dan wel een nacalculatie plaatsvinden.
Daarnaast kan een werkgever er uiteraard ook voor kiezen om een reiskostenvergoeding op declaratiebasis te verstrekken. Op basis van de daadwerkelijk gereden reiskilometers geeft de werkgever dan achteraf een vergoeding van € 0,19 per kilometer.