De hospice, een ANBI-instelling, probeerde de betaalde btw van de voorbereidingskosten voor de bouw van het hospice terug te vorderen. Echter, zowel de inspecteur als de rechtbank verwierpen deze claim. De stichting stelde dat er geen sprake was van een zorginstelling en dus ook geen vrijgestelde diensten werden aangeboden. Hoewel de stichting geen medische zorg biedt, staat zij wel klaar om de stervensbegeleiding te verzorgen en biedt zij ondersteuning aan de familie van de patiënt.
De stichting benadrukte dat de gastenkamers enkel verhuurd worden aan personen die nog maximaal drie maanden te leven hebben, waarbij genezing niet meer mogelijk is. Medische zorg moet door derden worden geregeld. Ondanks deze argumenten concludeerde de rechtbank dat de vrijstelling voor kort verblijf niet van toepassing was.
De rechtbank oordeelde dat het geleverde verblijf en de daarmee gepaard gaande zorg vrijgesteld zijn van btw op basis van de vrijstelling voor verblijfszorg. Deze vrijstelling geldt zowel wanneer er een indicatie op basis van de Wlz (Wet langdurige zorg) is als wanneer deze ontbreekt. In het laatste geval wordt de zorg beschouwd als een dienst van sociale aard. De rechtbank besloot dan ook dat de inspecteur gelijk had in zijn beslissing om de aftrek te weigeren.