Een werknemer die in dienst was bij een Veiligheidsregio werd door zijn werkgever aangesteld als vrijwilliger bij de brandweer. Tijdens die werkzaamheden raakte hij betrokken bij een ongeval. Hij hield daaraan blijvend letsel en bewegingsbeperking over. Zijn werkgever had een ongevallenverzekering afgesloten. Deze ongevallenverzekering betaalde een letselschadevergoeding van circa € 33.000 uit. De werkgever hield daarop circa € 13.000 belasting in en betaalde circa € 20.000 aan de werknemer door.
De werkgever hield belasting in omdat hij meende dat de letselschadevergoeding voortkwam uit de dienstbetrekking en dus loon vormde. De werknemer was echter van mening dat de vergoeding geen loon vormde en dus belastingvrij was. De werknemer meende dat de volle € 33.000 aan hem uitbetaald had moeten worden.
De Hoge Raad was het, tot op zekere hoogte, eens met de werknemer. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht in principe geen loon vormen en dus belastingvrij zijn. Dit is alleen anders als de werkgever een hogere vergoeding betaalt dan rechtstreeks uit de aansprakelijkheid van de werkgever voortvloeit.
Was de aansprakelijkheid van de werkgever bijvoorbeeld beperkt tot € 25.000? Dan had de werkgever alleen over het meerdere (€ 8.000) belasting in moeten houden.
De werknemer moet nog even geduld hebben. De Hoge Raad heeft een gerechtshof gevraagd om uit te zoeken hoe hoog de vergoeding is die rechtstreeks uit de aansprakelijkheid van de werkgever voortvloeit. Is dat een bedrag hoger of gelijk aan de circa € 33.000? Dan is de gehele letselschadevergoeding onbelast.
Tip! Voordat de Hoge Raad het betreffende oordeel uitsprak, werd aangenomen dat een vergoeding van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht belast was als deze zou rusten op bepaalde afspraken daarover in de arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad heeft nu uitgelegd dat dit anders ligt.