Een zieke werknemer die te maken krijgt met een structurele en substantiële urenvermindering heeft recht op een gedeeltelijke transitievergoeding omdat er sprake is van een deeltijdontslag. Voorwaarde is wel dat de urenvermindering minimaal 20% moet zijn en dat de urenvermindering naar het zich laat aanzien blijvend is. Dit heeft de Hoge Raad op 14 december 2018 bepaald in de Kolom-beschikking.
Wat is dan de situatie bij een herplaatsing in een lager betaalde functie? Bestaat er dan ook recht op een pro rato transitievergoeding en zo ja, hoe moet deze worden berekend? Geldt dan ook de maatstaf zoals neergelegd in de Kolom-beschikking? Het gerechtshof Amsterdam heeft de Hoge Raad expliciet gevraagd hierover duidelijkheid te geven.
De Hoge Raad oordeelt nu dat het niet met het wettelijke stelsel en het karakter van de transitievergoeding verenigbaar is dat recht op een gedeeltelijke transitievergoeding ontstaat bij een inkomensachteruitgang door herplaatsing in een functie met een lager salaris. Herplaatsing in een andere passende functie (zonder urenverlies) is immers geen vorm van beëindiging. Het is juist een manier om ontslag te voorkomen wat ook de bedoeling van de wetgever is geweest.
Herplaatsing in een andere lager betaalde passende functie is dan ook niet op een lijn te stellen met gedeeltelijke beëindiging van een arbeidsovereenkomst, zoals aan de orde was in de Kolom-beschikking. De wettelijke regeling van de transitievergoeding is niet bedoeld om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen voor verlies van inkomen om andere redenen dan een (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband. Een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing geeft dan ook geen recht op een transitievergoeding.