Met een zogenaamde cafetariaregeling kun je als werknemer brutoloonbestanddelen (bijvoorbeeld loon in geld of verlof) omruilen voor andere vormen van loon. Naast dat een cafetariaregeling op die manier een prettige vorm van flexibilisering van arbeidsvoorwaarden kan zijn, kan het ook een fiscaal voordeel hebben. De loonheffing over het gewone brutoloon is namelijk hoger dan de loonheffing over de waarde van het privégebruik van de fiets van de zaak. Die waarde wordt gesteld op 7% van de consumentenadviesprijs.
Zo’n cafetariaregeling moet wel aan een aantal fiscale eisen voldoen. Een van de belangrijkste eisen is dat de wijziging van de arbeidsrechtelijke afspraken ook echt realiteitsgehalte heeft. Het afzien van een structurele loonsverhoging in ruil voor de verstrekking van een fiets geldt als een expliciet voorbeeld van zo’n cafetariaregeling.
Bij zo’n cafetariaregeling moet je je wel realiseren dat het afzien van salaris ook gevolgen kan hebben voor regelingen die afhangen van de hoogte van het loon, zoals het vakantiegeld of uitkeringen. Die gevolgen moeten bewust worden aanvaard. Dat kan het beste door dit uitdrukkelijk in de cafetariaregeling op te nemen.
Juist ook in de situatie dat de werkgever van de werknemer een bijdrage aan een fietsregeling vraagt, kan een cafetariaregeling nuttig zijn. Stel dat de werkgever het maandelijkse bedrag van de reiskostenvergoeding voortaan wil besteden aan bijvoorbeeld een e-bike, en voor het restant van de maandelijkse (lease)kosten daarvan een bijdrage van de werknemer vraagt. Zou dat de vorm van een eigen bijdrage voor privégebruik van de fiets krijgen, dan is zo’n eigen bijdrage aftrekbaar van de bruto bijtelling. Door het lage percentage van het forfait is de kans dan groot dat er voor een deel effectief geen aftrek mogelijk is. In zo’n situatie kan een cafetariaregeling ervoor zorgen dat er wel een volledig fiscaal effect is, omdat dan verlaging van het brutoloon plaatsvindt. Die verlaging zorgt voor vermindering van loonheffing over het hele overeengekomen bedrag.