Tot een arrest van de Hoge Raad van 17 maart jl. was in de beide uitzendcao's (de ABU cao en de NBBU cao) bepaald dat indien een uitzendbeding was overeengekomen in de uitzendovereenkomst deze overeenkomst ten einde kwam op het moment dat de uitzendkracht ziek werd. De uitzendkracht had dan recht op een Ziektewet-uitkering van het UWV. Er werd uitgegaan van de fictie dat de inlener bij ziekte een beroep had gedaan op het uitzendbeding ongeacht of dit feitelijk zo was ja of nee.
De Hoge Raad heeft op 17 maart 2023 echter bepaald dat deze fictie niet rechtsgeldig is, maar dat de inlener om de uitzendovereenkomst te beëindigen expliciet een beroep moet doen op het overeengekomen uitzendbeding. Heeft de inlener dat niet gedaan, dan komt de uitzendovereenkomst bij ziekte niet automatisch ten einde maar moet het uitzendbureau het loon van de uitzendkracht doorbetalen. Het UWV kan van het uitzendbureau verlangen dat deze een schriftelijke verklaring laat zien waaruit blijkt dat de inlener een beroep heeft gedaan op het uitzendbeding.
Als gevolg van een wijziging van de beide uitzendcao's geldt vanaf 1 juli aanstaande dat voor uitzendbureaus die zijn gebonden aan een uitzendcao inleners niet langer de mogelijkheid hebben een beroep te doen op het uitzendbeding bij ziekte. Dit betekent dat deze uitzendbureaus gehouden zijn om het loon van de zieke uitzendkrachten door te betalen tot de einddatum van het contract. Hiermee gaan de uitzendcao's nog een stap verder dan uit het arrest van de Hoge Raad naar voren is gekomen.
Let op! De zieke uitzendkracht heeft, zolang de uitzendovereenkomst voortduurt, recht op 90% van zijn loon gedurende de eerste 52 weken en op 80% gedurende de 53ste t/m de 104e week.